Fuut (Podiceps cristatus)
Maximale afmeting:48 cm..

De fuut heeft een lange hals en een slanke kop met een spitse donkere snavel. In de broedtijd heeft ze oprichtbare oorpluimen en een kastanjebruine en zwarte wangkraag.
De bovenzijde van de vogel is zwartbruin. De fuut bewoont grote delen van Europa en Azië, maar komt ook voor in Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland. In het noorden en het oosten van Europa zijn het trekvogels. Ze trekken in de nacht, zodat hun verschijning plotseling en onverwacht is. De fuut vliegt snel en rechtlijnig met een snelle vleugelslag. De jongen zijn zebra-achtig gestreept.

De fuut voelt zich het meest thuis in riet omzoomde vijvers, meren, kreken en plassen. Verder is hij in de winter vaak te vinden langs de kust. De fuut vist al duikend en voedt zich met insecten en kreeftachtige diertjes.

De fuut is beroemd om zijn indrukwekkend baltsgedrag. Na aankomst in het nestgebied (maart- april) volgt de balts, waarbij de vogels op het water om elkaar heen cirkelen, hun kop schudden en met hun kuiven en halskragen zwaaien. In het laatste stadium staan ze borst tegen borst te watertrappelen, terwijl ze in hun snavels waterplanten houden die ze van de bodem gehaald hebben. Het nest is eenvoudig en bestaat uit rottende waterplanten. Het drijft op het water of ligt verborgen tussen de oeverplanten. De 3-5 eieren worden door beide ouders om de beurt in 25-29 dagen uitgebroed. Hoewel ze direct kunnen zwemmen, klimmen de jongen bij voorkeur op de ruggen van hun ouders en laten ze zich gedurende de eerste zes weken ronddragen.

De familie gaat niet eerder uit elkaar voordat het tijd is om aan de trek te beginnen. Dit vind plaats in augustus of september.

© biesbosch.nu

© biesbosch.nu 2024