Aalscholver (Phalacrocorax carbo)
Maximale afmeting:90 cm.

De aalscholver is een grote, zwarte watervogel met witte wangen en kin.
Hij heeft een forse snavel met een gehoekte punt. Hij zwemt diep liggend in het water met zijn kop en snavel schuin naar boven gericht. Ze zitten graag stil te zonnen met hun vleugels wijd uiteen om ze te drogen. Het soort behoort tot de pelikaanachtigen.

Het verspreidingsgebied is bijzonder groot. Ze leven op nagenoeg alle continenten. De vogels uit het zuiden en westen van Europa zijn zowel zwerf- als standvogels. Ze vliegen in een karakteristieke houding met gestrekte hals en maken met hun lange, smalle vleugels een snelle slag. Het zijn uitstekende vliegers en zelfs bij storm kun je ze tegen de wind in vliegend verbazingwekkende snelheden zien halen. Zwemmen kunnen ze ook als de beste. Om onderwater zwemmende vissen te kunnen vangen is immers snelheid vereist. Daarmee is de aalscholver eigenlijk een hele bijzondere vogel met uitstekende capaciteiten.

Tegen de avond zoeken ze elkaar op voor de nacht. Je kunt ze dan in grote groepen vinden op pieren en kribben die langs de rustige delen van een rivier liggen.

Aalscholvers leven zowel op de binnenwateren als op zee en aan de kust. Soms jagen ze in groepen op vis. Ze drijven dan in linie de vissen naar ondiep water waar ze gemakkelijker te vangen zijn. Ze kunnen enorme hoeveelheden vis eten wat soms kan leiden tot conflicten met de plaatselijke visserij.
Met name in de zomer en tijdens het broedseizoen eten ze veel paling.

De aalscholver broed in kolonies en de grote nesten bevinden zich meestal in een groepje bomen. Deze kolonies kunnen soms uit grote aantallen vogels bestaan. De bomen overleven dit broedgeweld vaak niet. Ze bezwijken onder de grote hoeveelheden uitwerpselen (met een hoge zuurgraad) die de vogels over de boom uitstorten en ze uiteindelijk doen uitdrogen. De meeste van deze bomen zijn dan ook maar een aantal jaren bestand tegen dit 'bombardement'. De gehele kolonie moet dan op zoek naar een nieuwe boomgroep tot ze ook deze hebben 'uitgewoond'.

Het nest wordt gemaakt van takken en twijgen en daarna bekleed met gras, riet en stengels. De eieren (3-4) worden gelegd in maart - mei en zijn bedekt met een kalkachtige substantie. In de jaren zeventig hadden de aalscholvers het zwaar. Doordat de aalscholver in de top van de voedselketen zit kregen de vogels veel verontreinigingen binnen waardoor de eierschalen te dun waren. Als de vogels op het nest gingen zitten braken de eieren.

Het uitbroeden duurt ongeveer 23-29 dagen. De jongen komen naakt ter wereld en openen pas na drie dagen hun ogen. Ze worden gevoed met vis die de ouders in hun keelzak aandragen.
Na twee maanden zijn de jongen volgroeid en in augustus verlaten ze de kolonie.


© biesbosch.nu / laatste update: 2009-08-27

© biesbosch.nu 2024