Kleine Vos (Nymphalidae)
Maximale afmeting:Vleugelspanning: 40 - 50 mm.

Als je in de stille wintermaanden aan het rommelen bent in de kelder, schuur of op de zolder is het niet vreemd als je, diep verstopt in een hoekje, een kleine vos tegenkomt. Laat hem rustig zitten, hij kan geen kwaad en overwintert slechts. Als de tijd rijp is zal hij, net als bij zijn komst, even stilletjes weer vertrekken. De Kleine vos is onze meest algemeen voorkomende dagvlinder en aan de oranjezwarte vleugels, gezoomd met blauwe halve maantjes, kun je hem gemakkelijk herkennen. In de zomer zie je het mannetje zo rond het midden van de dag zijn twee territoria bewaken.

In elk van deze kleine gebiedjes verblijft hij ongeveer 90 minuten en ze lijken er een sport van te maken om andere vlinders van hun favorieten plaatsen te verjagen. 's Nachts zoekt hij meestal een rustplaats onder brandnetelbladeren.

De kleine vos paart 's avonds en de eitjes worden hierna in groepjes tegen de onderkant van brandnetelbladeren gelegd. Om te bepalen of ze wel de juiste soort plant heeft trommelt ze op het blad van de plant met het onbehaarde uiteinde van haar voorste poten. Soms leggen verschillende vlinders hun eitjes op hetzelfde blad.

De geelzwarte rupsen die hieruit komen groepen gezellig bij elkaar in een spinselnest van jonge bladeren. Aan het einde van hun rupsstadium leven de rupsen echter alleen. De verpopte rupsen hangen vaak aan dakranden of raamkozijnen tot groot plezier van de pimpelmees die zich hieraan tegoed doet in de schrale wintermaanden.

Zo rond half maart wordt de overwinterende vlinder actief en het vrouwtje legt in april haar eitjes. De eerste generatie vlinders, die hier uit voort komt, is niet zo talrijk maar de tweede generatie des te meer en soms, als de omstandigheden gunstig zijn, komt er zelfs nog een derde generatie. De vlinders die overwinteren zijn allemaal afkomstig uit de tweede of derde generatie.

De kleine vos is verzot op nectar uit de bloemen van de vlinderstruik, hemelsleutels, havikskruid en kruiskruid. Planten die vaak in tuinen te vinden zijn. In de natuur zie je ze meestal op distels en brandnetels. Op zonnige dagen zoeken ze vaak bloeiende wilgen op. Een opmerkelijk feit is dat in uitzonderlijke gevallen de kleine vos tot wel op 5000 kilometer hoogte kan worden waargenomen.

Vliegtijd:mei t/m juli, augustus t/m september en na overwintering van maart t/m mei.
Voorkomen: bosranden, bermen, akkers, weilanden, parken en tuinen
Waardplant: brandnetel
Overwinterd als pop.

© biesbosch.nu

© biesbosch.nu 2024