Amateurarcheoloog Cees van der
Esch wroet al sinds zijn jeugd
in de bodem op zoek naar sporen
uit het verleden. Het Eiland van
Dordrecht en in het bijzonder de
Sliedrechtse Biesbosch hebben
hierbij zijn speciale aandacht.
Jarenlang deed hij verslag van
zijn opgravingen in het
tijdschrift 'Westerheem' van de landelijke
vereniging van de Archeologische
Werkgemeenschap Nederland, en het
regionale kwartaalblad 'Grondig Bekeken'
van de afdeling Lek-en Merwestreek.
In samenwerking met Biesbosch.nu
gaan we een deel van zijn werk
opnieuw publiceren. Zo krijgt u
een prachtig inkijkje in de
ontstaansgeschiedenis van de
Sliedrechtse Biesbosch; een
gebied vol tegenstrijdigheden en
met een niet mis te verstane
historie.
|
|
Houweninghen onder de loep
deel 3
(vondsten van een voormalig dorp in de polder
Ruygten bezuiden den Peereboom)
Inleiding
In
deel 1 van deze
serie zagen we wat diverse opgravingen in het
gebied langs de Beneden Merwede opleverde en hoe
deze te interpreteren.
Deel 2
ging over de gevonden fundamentresten van een
vakwerkhuisje en het kerkje van Houwenighen
die zelfs nog op een kaart uit ca. 1530
(VTH1958a) staat aangegeven.
In deel 3 gaan we terug naar de tijd dat het
dorp Houweninghe nog bewoond was (red.)
De Grote Waard
Gedeeltelijk is de strook grond langs de Merwede,
zij het wat opgeslibd, oorspronkelijke
oude grond van de Grote- of Zuid-Hollandse Waard.
De noordelijke gedeelten van de polders Kort en
Lang Ambacht, Ruygten bezuiden den Peereboom en
het Engelbregtsplekske zijn duidelijk hoger. Het
is goed mogelijk, dat zich onder deze oude
dorpskern (de kerk/kapel bestond reeds in de
11de eeuw) veel oudere bewoningsresten bevinden,
bijvoorbeeld uit de Romeinse tijd, op of langs
een verlandde kreek of oude oeverwal van de
Merwede.
Ook in Craayestein, gelegen tussen de ambachten
Merwede en Lang Ambacht (zie noot 3), zijn
sporen uit de Romeinse tijd teruggevonden. Vele
malen zijn er doorbraken geweest in de ringdijk.
De veelal lage dijken waren niet bestand tegen
een flinke stormvloed en hoog opperwater, dat
dikwijls gepaard ging met ijsgang. Alleen al
tussen Werkendam en Houweninghe zijn tijdens de
13de en 14de eeuw minstens viermaal gaten
in de Merwededijk geslagen.
|
Zo heeft mogelijk het kasteel
Craayestein eruit gezien. Het
kasteel lag op een rivierduin
aan de zuidoever van de Merwede,
ongeveer tegenover de kerk van
het huidige Sliedrecht.
Copyright afbeelding
Rijksmuseum. |
Mogelijk zijn
dus enkele gebouwen hersteld die schade opliepen
aan de overstromingen vanaf 1374. En dan denken
we ook aan de kerk die wellicht schade heeft
opgelopen. Het is zelfs mogelijk dat er
herstelwerkzaamheden zijn uitgevoerd na het
rampjaar 1421. Men ging immers in de Grote Waard
tot dijkherstel over (9), doch dat alles duurde
te lang door geen goede samenwerking, hoge
kosten en wederom een St. Elisabethsvloed in
1424.
Het westelijke deel van de Grote Waard was
gedoemd tot de ondergang. De meeste dorpen
raakten geïsoleerd door de constante
wateroverlast en werden onbewoonbaar. We zullen
hier niet verder op ingaan.
Verder onderzoek in de polder zal beslist nodig
zijn om zoveel mogelijk gegevens over het dorp
te achterhalen. Waarschijnlijk verbergen de
archieven nog wel het één en ander. De kerk en
andere stenen-, en/of ander houten gebouwen
werden gesloopt en de bouwmaterialen
elders gebruikt.
Geschil
We kennen verschillende charters,
waarvan één reeds uit 1105, een belangrijk
gegeven van Burchardus, de 23ste bischop van
Utrecht (1100 - 1112).
Het betreft een geschil (10) tussen de kerken
van Sliedrecht (Schlidreht), zuidelijk
Sliedrecht en Houweninghen (Hougninke).
De noordoosthoek van de
Biesbosch met een deel van het
land van Altena (opkomende
gronden in den Zuid-Hollandschen
Waard). Let ook op de vele
eendenkooien! 130 x 104cm, een
prachtige kaart van Mattheus van
Nispen, Abel de Vries en B. van
den Heuvel, 11 juni 1686, 4.VTH1629.
U kunt de kaart in een grote
afbeelding bekijken op de
webstie van het Nationaal
archief Den Haag (zie beeldbank
en vul bij de zoekfunctie
4.VTH1926 in) |
De familie
Both (11) had in Houweninghen een kerk gesticht
en aan de kerk van Sliedrecht ter bediening
gegeven, maar naarmate de bevolking toenam wilde
elk dorp een zelfstandige kerk en haar inkomsten
behouden. Houweninghen beriep zich op een brief
van bisschop Conradus (Koenraad van Zwaben 1076
- 1099). Uiteindelijk kwam het geschil in 1105
voor Burchardus, maar de brieven van
Houweninghen werden niet authentiek bevonden.
Hun kerk, de Botteskerk, was een dochterkerk van
Sliedrecht, en "de kerk van Houweninghen moest
alle verplichtingen die een dochter heeft ten
opzichte van haar moeder, de kerk van
Sliedrecht, volbrengen".
Wel werd toegestaan de mis te horen, te dopen en
te begraven, mits dit geschiedde door de
priester van Sliedrecht of diens kapelaan.
Uiteindelijk werden toch vele van deze
dochterparochies van de moederparochie
afgesplitst. Want enige tijd later schijnt deze
heer (wellicht ambachtsheer) Both de kerk
verkocht te hebben aan ridder Hendrik van Cuyk
en is de kerk van Houweninghen (11) min of meer
zelfstandig. Uit de bronnen blijkt, dat de abdij
Mariënweerd (Beesd, Gelderland) interesse heeft
in dit gebied, want in 1168 bezit zij goederen
te Houweninghen, haar door Hendrik van Cuyk
afgestaan. Deze Hendrik heeft kennelijk al enige
tijd eerder de kerk geschonken aan het
kapittel van Floreffe (bij Namen in Belgie). We
lezen namelijk, dat in 1181 de abt Herman en het
kapittel van Floreffe land verkopen te
Houweninghen aan de abt en de
kloosterlingen
van Mariënweerd, zij doen ook afstand van de
kerk aldaar. Ook in de 13de en 14de eeuw komen
we in charters de "Houweningherkercke" tegen
(zie noot 12).
Wordt vervolgt
Cees van der Esch
Papendrecht, 2009
Dit
artikel is de bijgewerkte versie van het
originele artikel uit 1985.
Het is aangevuld en/of gewijzigd in verband met
nieuwe inzichten en latere opgravingen (1988 - 1990).
|
Noten
(3) Van der Esch 1965, p. 158. Hier lag
ongeveer de kern van het eigenlijke
Sliedrecht. Het ambacht Craayestein werd
genoemd naar het kasteel. In november
1889 werd hier uit de Merwede een
zandstenen leeuw en stukken muur
opgehaald. Het beeldhouwwerkje bevindt
zich nu in het Rijksmuseum te Amsterdam.
Het huidige Sliedrecht aan de noordzijde
van de Merwede werd tot in de 16de-eeuw
Over Sliedrecht genoemd.
(9) Zie o.a. Gotschalk 1971 b, 671 - 673
en Fockema Andrea 1950, 41 e.v. Een
ongunstige tijd voor herstel door
politieke verdeeldheid; maar ook
maaiveldverlaging door ontwatering en
vervening dikwijls tot vlak achter de
dijken, het z.g. darinkdelven.
(10) Dit Latijnse stuk is vooral van
groot belang omdat de parochiepriesters
van o.a. Dubbelmonde, Papendrecht,
Hardinxveld en Rieda (bij Werkendam) er
in genoemd worden. In de 11de eeuw
bestaonden deze plaasten dus al en
haddern al een kerk. Bij dit docuemnt
werden als getuidgen maar liefst 47
namen genoemd. Vn de geestelijkheid 34
en 13 leken, behalve de
parochiepriesters uit de verre omgeving,
ook kanunniken en proosten afkomstig uit
de verschillende kapittelkerken van
Utrecht, alsook een aantal uit het
gevolg van de bisschop zelf (Sliedrecht-zuid
behoorde met Houweninghen tot het
aartsdiakonaat van de Dom). Vastgesteld
tijdens het bewind van keizer Hendrik IV
(1056 - 1105).
Van den Bergh, OHZ., I, nr. 95; Koch,
OHZ., nr. 93; C.J.P. Lips, weekblad "De
Werwebode" 1936 - 1938; Van der Aa, 5de
deel 1844: "Hougninke wordt vermeld in
een charter van de 23e bisschop van
Utrecht, voormalig dorp en kerk, dat tot
de partijen van Sliedrecht behoord".
(11) De familie Both kwam uit de
oostelijk hoek van de Grote Waard,
volgens oorkonden vooral uit Eem en
Eemkerk. Deze Both, de kerk werd naar
zijn naam genoemd (BOITESKERKE), was dan
ook waarschijnlijk ambachtsheer van
Houweninghen in de vroegere periode.
Vriendelijk mededeling van de heer P.A.
Hendrikx Amsterdam.
Dit zeer oude dochterkerkje van
Sliedrecht, de voorgangster van de nu
herontdekte kerk, is wellicht
opgetrokken geweest uit hout en tufsteen
en zou misschien op dezelfde plaats
gestaan hebben. Dit kerkje is
vermoedelijk in de eerste helft van de
13de eeuw vervangen door nieuwbouw, dus
onder de abt van Mariënweerd.
(12)
1168, de goederen van Houweininghen, die
Hendrik van Cuyk in bezit had, worden
afgestaan een de abdij van Mariënweerd,
een congregatie van de sbdij St.
Pietersdal op de Stromberg te
Heysterbach, Duitsland). Evenals de
abdij van Floreffe was ook Mariënweerd
een Praemonstratenzerklooster.
1181, Herma, abt van Floreffe verkoopt
land te Houweninghen aan de abdij
Mariënweerd, en doet afstand van de
aanspraken op de kerk aldaar. Vn den
Bergh, OHZ., II nr. 1 en 2 (nalezing),
Koch, OHZ., nr. 204.
1266, 8 juli: een verklaring van ridder
Philips de Molenare, dat hij voormaals
(dus onder Graaf Willem II) als baljuw
van Hoaalnd een onderzoek had ingesteld
over het recht van Mariënweerd op de
kerk van Houweninghen, en heeft bevonden
dat zij die wettig bezat. Van de Bergh,
OHZ., II nr. 39 (nal).
1269, 14 december: Dit document dat
handelt over een Dordts burger, genaamd
Godschalk de Schrijver, is bekrachtigd
door dire geestelijken, twee uit de
omgeving, namelijk Theodorico van
Stolwijk, Egidio van Berendrecht en de
pastoor van Houweninghen, namalijk
Amilio. Het is de eerste keer, dat
we de naam van een geestelijke van ons
dorp tegenkomen. Van de Bergh II, nr. 49
(nal).
Na 1269 volgt er nog een charter uit
1307, 24 september. Graf Willem III doet
uitspraak in de geschillen tussen Gerard
van Horne, heer van Altena en Jan van
Arkel met zijn aanhangers, de heren van
Giessen. Het huis van Van Giessen is
door Gerard zwaar beschadigd. Als
tegenmaatregel heeft Jan van Arkel met
zijn aanhang veel schade aangericht in
het gebied van Gerard van Horne. Een
merkwaardige gewoonte komen we hier
tegen. Voor deze schade moesten zij een
forse oorlogschatting betalen waarvan
een vierde deel elk jaar betaald moest
worden op de Eerste Kerstdag in
de kerk van Houweninghen. Op 11
september 1308 doet Willem III wederom
een uitspraak na een onderzoek over het
kasteel van Giessen. Is het een leen,
eigendom? enz. De gevangenen te
Sleeuwijk moeten vrij komen, en voor het
doden, roven en brandstichten in
Woudrichem en omgeving door de heren van
Arkel en zijn aanhang moeten zij op St.
Pietersdat, en op de dag van St.
Martinsmis de schade betalen: "ende dit
ghelt zal men betalen telken termine te
Houweningherkercke". Korteweg 1948, 2de
stuk nr. 43, P 27 e.v.
Het originele artikel werd reeds eerder
gepubliceerd in
tijdschrift Westerheem van de landelijke
vereniging van de Archeologische
Werkgemeenschap Nederland, en het
regionale kwartaalblad Grondig Bekeken
van de afdeling Lek-en Merwestreek.
Copyrights Cees van der Esch. |
|
|
|
|