Biesbosch.nu

Nieuwsbrief juli 2004

Terug naar inhoudsopgave

Copyright: historische vereniging Hardinxveld-Giessendam. Opname uit het boek Hardinxveld en de riviervisserij D.L. de Jong ea.Boter bij de vis (II) De zalm

Het Bergse Veld
Het zou nog 400 jaar duren voor delen van het in 1421 overstroomde gebied van de Grote of Zuid-Hollandsche Waard weer boven water kwamen en de bies-, riet- en griendcultuur een kans kreeg. Tot die tijd heersten de vissers over de ondiepe wateren van het (Geertruiden)Bergse Veld en was visserij ver uit de belangrijkste economische activiteit in het prille zoetwatergetijdengebied.

Gemiddeld zouden er vanaf de zestiende tot de negentiende eeuw zo'n 100 tot 150 vissers uit verschillende dorpen rond het Bergse Veld actief zijn. Ze volgde de seizoenscycli van de trekvissen, taanden de netten, teerden hun drijverschuiten en visten op het ritme van de getijden. De vaak rijke vangst bestond voornamelijk uit zalm, steur en elft aangevuld met fint, houting, prik, bot, en spiering. Populaire vissoorten die om uiteenlopende redenen veel geld opbrachten.

Begin twintigste eeuw was het ineens afgelopen. In nog geen vijftig jaar waren de belangrijkste vissoorten uit het inmiddels tot 'Biesbosch' omgedoopte gebied verdwenen. In hun kielzog namen ze de in economisch en cultureel opzicht zo belangrijke visserijcultuur mee. 
In een aantal artikelen willen wij deze voor Nederland uitgestorven soorten weer 'tot leven' wekken. Het tweede artikel in deze reeks gaat over de zalm. De voor de visvangst op Het Bergse Veld veruit belangrijkste soort.

De zalm

Enorme hoeveelheden
Visafslag Kralingseveer uit Hardinxveld en de riviervisserij, D.J. de Jong. Copyright: Historische vereniging Hardinxveld-Giessendam. Eerst maar een hardnekkige legende ontzenuwen. Er bestaat een verhaal over een dienstbode die in haar contract zou hebben bedongen dat ze maar twee keer per week zalm voorgezet wilde krijgen. Jacob van Oudenhoven, schrijver van het boek 'Out-Hollandt nu Zuyt-Hollandt' uit 1654 maakte hier reeds melding van. De prijs van een gemiddelde zalm lag in die tijd echter op het weekloon van een arbeider. Zalm was dus voornamelijk voedsel voor de rijken (wat het overigens tot aan de recente komst van de kweekzalm altijd is gebleven). Het is dan ook zeer twijfelachtig of dit verhaal klopt. Langs de hele Rijn werd dit verhaal verteld en zelfs in Bretagne deed het de ronde (al waren het hier landarbeiders in plaats van dienstbodes). Uit archieven blijkt tot op heden echter niet dat er ooit dergelijke contracten hebben bestaan.

Het Bergse Veld 1560, Kaart door Pieter Sluyter, ARA VTH 1896-A 90x122 Er zijn tijden geweest dat de zalm in enorme hoeveelheden werden gevangen. Eind achttiende eeuw begonnen de vangsten echter terug te lopen. In het jaar 1885 werden er in Nederland weliswaar nog 130.000 zalmen aan wal gebracht maar mogelijk komt dit  omdat er vanaf 1870 veel jonge zalmen werden uitgezet nabij de paaiplaatsen. De vangsten op het Bergse Veld lagen eind achttiende, begin negentiende eeuw rond de 16.000 exemplaren per jaar. Er waren visafslagen in Dordrecht, Hardinxveld-Giessendam en Geertruidenberg. Alle vis die op het Bergse Veld werd gevangen moest verplicht in Geertruidenberg aan de afslag worden gebracht. De belangen van de visserij waren dan ook groot. De pachtinkomsten die, voor het gebied benenden de voormalige loop van de Oude Maas, werden geïnd kwam de Prins van Oranje toe. Pas eind achttiende eeuw verloor Geertruidenberg deze positie maar toen werd er allang niet meer zoveel gevangen.

Dramatische teruggang 
Gemeentewapen van Woudrichem Velen vonden werk in de verschillenden nevenactiviteiten rondom de visvangst. Touwslagers, schoonmakers, rokerijen, zouterijen, kuiperijen, handelaren en natuurlijk de scheepswerven hadden direct of indirect hun inkomsten uit de aangebrachte vis. De visserij had naast het grote economische belang ook invloed op het culturele leven in de dorpen rond het gebied. Vissers speelden vaak een belangrijke rol in nationale feestdagen en hadden hun eigen vereniging. Het feit dat menig dorp de zalm in zijn gemeentewapen had opgenomen geeft het belang aan die de visserij op de gemeenschap had.
Begin twintigste eeuw begon men aan de laatste loodjes. In 1920 zouden er in heel Nederland nog slechts 30.000 zalmen gevangen worden en begin jaren dertig, met nog maar 2.500 aan wal gebrachte zalmen was het eigenlijk al gebeurd met de zalmvisserij.

                          met paarden en
                                           stoommachines


Om te kunnen verklaren wat de oorzaak van deze dramatische teruggang is geweest, moeten we eerst nader ingaan op de eigenschappen en gedrag van deze bijzondere vis die vanwege het spartelen en springen boven water de bijnaam 'de springer' kreeg.

De grote zegen
Zalm paaide op de bovenloop van rivieren en jonge zalmen kwamen om zelf te paaien altijd terug naar de plaats waar ze geboren waren. In de maanden juni, juli en augustus (zomerzalmen) en oktober tot december (winterzalmen) trokken ze vanuit zee in enorme hoeveelheden de Rijn en Maas op. De paaigronden (grindbanken en beken) lagen in de bovenloop van de Rijn en Maas. De jonge zalmen (parr) bleven een paar jaar in de beken en begonnen dan aan hun tocht naar zee (smolten).
Er werd vanaf de wal en vanuit boten gevist met verschillend vistuig en later met grote zegen die vanaf de oevers met paarden en weer later met stoommachines werden binnengehaald. In 1970 werd het Haringvliet afgesloten waardoor de meeste trekvissen definitief de wacht werd aangezegd. De zalmen waren toen echter al lang verdwenen. Om de teruggang te verklaren, moeten er dus andere oorzaken zijn geweest dan het afsluiten van de zeegaten alleen en die waren er dan ook.

De smaak van carbol
De Nieuwe Merwede ter hoogte van Het Kop van 't Land. Een brede gegraven rivier. HenkvandeGraaf/www.stockburo.nlDoor de grote vraag naar beton werden grindbedden afgegraven en kwamen er steeds minder paaigronden beschikbaar. Rivieren werden gekanaliseerd en er werden stuwen en sluizen in aangelegd met soms slecht geconstrueerde zalmtrappen.
Er was overbevissing, met name na het graven van de rivier de Nieuwe Merwede waarna er vanaf beide oevers continue met grote zegen kon worden gevist. De zalm volgde al snel deze brede rivier in plaats van de verschillende killen en kreken door De Biesbosch. Hierdoor was het met de toch al tanende vangsten op het vroeger zo visrijke Bergse Veld definitief gedaan. Ook op andere plaatsen werd met grote zegen op zalm gevist. Rond 1900 waren er zeker tien grote zegenvisserijen actief in de monding van de Grote Rivieren. De kans dat een zalm voorbij de zegen kwam en de paaigronden bereikte nam dan ook snel af.

                   gevangen zalm had een 
                                           ziekenhuisluchtje

De mogelijk laatste slag die de zalm werd toegebracht was de vervuiling. De vissers begonnen al te vermoeden dat er iets niet 'in de haak' was toen gevangen zalmen een 'ziekenhuisluchtje' kregen en de smaak van carbol. De oorzaak was de industriële revolutie die 'op stoom' kwam waarbij stoffen als carbolzuur en fenol (grondstof voor ontsmettingsmiddelen en kunstharsen waaronder bakeliet) in grote hoeveelheden in de rivier werden geloosd. De vervuiling werd zo erg dat het CIVO (Centraal Instituut voor Voedingsonderzoek) zelfs 'ondersoorten' benoemde: HC-zalm stond voor HandelaarsCarbolzalm en CIVO-zalm was zelfs geheel ongeschikt voor menselijke consumptie. De vissers van Millingen aan de Rijn hadden een handigheidje bedacht. Ze trokken een katoenen draad door de vis waaraan ze konden ruiken of de vis geschikt was voor consumptie.

Curieus is de intensieve jacht op waterspreeuwen eind negentiende eeuw. Men dacht dat deze vogels de eitjes van de zalmen van de grindbedden aten. Pas later ontdekte men dat ze niet de eitjes, maar juist de voor de eitjes schadelijke insecten zoals de larve van libellen aten. Mogelijk heeft de intensieve jacht op de onschuldige vogeltjes lokaal schade aan het zalmbroed veroorzaakt. 

R.van den Bout (R) en P.C.Swets 1943 met de laatste twee grote zalmen. Copyright: Historische vereniging Hardinxveld-Giessendam. De belofte van 'vooruitgang' die de industriële revolutie moest brengen ging niet op voor de zalm. De genoemde opeenvolging van destructieve maatregelen had de zalm 'naar lucht doen happen'. In 1943 werden er op de Beneden-Merwede nog twee zalmen gevangen van 30 en 32 pond. Het zouden de laatste grote exemplaren zijn die in het stroomgebied van de Rijn aan land werden gebracht. De zalm was massaal weggevangen; toenemende vervuiling had hun conditie aangetast en paaigronden waren verdwenen of niet langer bereikbaar.

Het verdwijnen van een cultuur 
Er vinden al jaren op diverse locaties herintroductieprogramma's plaats waarbij 10.000 eitjes en jonge (Schotse) zalmen in de zijrivieren van Rijn en Maas worden losgelaten. Het is echter te betwijfelen of er ooit weer een levensvatbare Rijnzalm populatie zal ontstaan. We zijn er voorlopig nog lang niet. 

Op een enkele visser na is er van een visserijcultuur in de dorpen rond De Biesbosch geen sprake meer. Wat rest zijn voormalige vissershavens met namen als 'Vissershang' waar nu huurbootjes en fluisterboten afmeren daar waar men vroeger de netten te drogen hi(a)ng.

                                  de geur van pas 
                                           getaande netten

Drijverschuit aan de Prinsenheuvel, Dortse Biesbosch. HenkvandeGraaf/www.stockburo.nl Is dit alles nu een treurig ontwikkeling geweest? 
Het ontbreken van een prachtige vissoort als de zalm in onze rivieren wordt door velen ervaren als een groot gemis. Waarom kan men echter niet altijd goed uitleggen. 
Voor wat betreft het verdwijnen van de visserijcultuur lag het indertijd iets anders.
Langzamerhand verdwenen de drijverschuiten uit de havens, de visafslagen werden gesloten en de kennis over vis en vangst raakte in vergetelheid. De vissers en aanverwante ambachtslieden stierven tezamen met de vis uit en gingen geruisloos over in andere beroepen. Voor vele van hen was het toch al seizoenswerk geweest. 

Vissers hadden het in verhouding tot de landarbeiders (en zeker tot de latere griendwerkers) weliswaar nog relatief goed gehad maar men vaarde wel uit onder alle weersomstandigheden en was vaak voor een karig loon de hele week van huis. Nog slechts een enkeling krijgt een vaag, nostalgisch gevoel bij het zien van oude foto's en mist de vislucht en de geur van pas getaande netten, maar wie van ons kent die nog? Bovendien stapt u waarschijnlijk veel liever aan boord van een comfortabele fluisterboot dan blootgesteld te worden aan weer en wind in een kleine wiebelende 
drijverschuit. Vooruit dan maar...

Tekst: Henk van de Graaf
Foto's: www.stockburo.nl en Historisch Vereniging Hardinxveld-Giessendam.

Meer informatie:
Kenmerken, typologieën en geografische (Biesbosch) benamingen van de zalm

Reageer op dit artikel

Bronnen: 
Onze speciale dank gaat uit naar:
- Dr. P.J.M. Martens schrijver van het prachtige boek, De zalmvissers van De Biesbosch 1421-1869 voor zijn waardevolle bijdrage aan dit artikel.
- Org. ter Verbetering van de Binnenvisserij voor het beschikbaar stellen van een aantal foto's en diverse artikelen. www.ovb.nl  
Literatuur/internet:
- D.J. de Jong, Hardinxveld en de Riviervisserij 
-
Historische vereniging Hardinxveld. www.hv-hardinxveld-giessendam.nl 
- P. Verhagen, Rivieren, boten en vissers 
- Istituto Geografico de Agostini spA, Novara, Italie, De geheimen van het dierenrijk 
-
Grzimeks, Het leven der dieren, deel 4, vissen 1
- Oliver Goldsmith, Geschiedenis van de wereld der natuur
- H.W. de Nie, Atlas van de Nederlandse zoetwatervissen
- RIVO rapport C006/96 Zeldzame vissen in het IJsselmeer 1996
- Artikelen C.J. Verhey in tijdschrift De levende natuur, 1949, 1961 en 1963.

© www.biesbosch.nu
Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd zonder de toestemming van
www.biesbosch.nu

Drijverschuit op het Steurgat. Henkvandegraaf/www.stockburo.nl