Boter
bij de vis (II)
De zalm Het
Bergse
Veld
Het
zou nog 400 jaar duren voor delen van het in 1421 overstroomde gebied
van de Grote of Zuid-Hollandsche Waard weer boven water kwamen en de
bies-, riet- en griendcultuur een kans kreeg. Tot die tijd heersten de
vissers over de ondiepe wateren van het (Geertruiden)Bergse Veld en
was visserij ver uit de belangrijkste economische activiteit in het
prille zoetwatergetijdengebied.
Gemiddeld zouden er vanaf de zestiende tot de negentiende eeuw zo'n
100 tot 150 vissers uit verschillende dorpen rond het Bergse Veld
actief zijn. Ze volgde de seizoenscycli van de trekvissen, taanden de netten, teerden
hun drijverschuiten en visten op het ritme van de getijden. De
vaak rijke vangst bestond voornamelijk uit zalm, steur en elft
aangevuld met fint, houting, prik, bot, en spiering. Populaire
vissoorten die om uiteenlopende redenen veel geld opbrachten.
Begin twintigste eeuw was het ineens afgelopen. In nog
geen vijftig jaar waren de belangrijkste vissoorten uit het inmiddels
tot 'Biesbosch' omgedoopte gebied verdwenen. In hun kielzog namen
ze de in economisch en cultureel opzicht zo belangrijke
visserijcultuur mee.
In een aantal artikelen willen wij deze voor
Nederland uitgestorven soorten weer 'tot leven' wekken. Het tweede artikel in deze reeks gaat over de zalm. De voor de visvangst
op Het Bergse Veld veruit belangrijkste soort.
De
zalm
Enorme
hoeveelheden
Eerst maar een hardnekkige legende ontzenuwen. Er bestaat een verhaal
over een dienstbode die in haar contract zou hebben bedongen dat ze
maar twee keer per week zalm voorgezet wilde krijgen. Jacob van
Oudenhoven, schrijver van het boek 'Out-Hollandt nu Zuyt-Hollandt' uit 1654 maakte hier reeds melding
van. De prijs van een gemiddelde zalm lag in die tijd echter op het
weekloon van een arbeider. Zalm was dus voornamelijk voedsel voor de
rijken (wat het overigens tot aan de recente komst van de kweekzalm
altijd is gebleven). Het is dan ook zeer twijfelachtig of dit verhaal
klopt. Langs de hele Rijn werd dit verhaal verteld en zelfs in
Bretagne deed het de ronde (al waren het hier landarbeiders in plaats
van dienstbodes). Uit archieven blijkt tot op heden echter niet dat er
ooit dergelijke contracten hebben bestaan.
Er zijn tijden geweest dat de zalm in enorme hoeveelheden werden
gevangen. Eind achttiende eeuw begonnen de vangsten echter terug te lopen.
In het jaar 1885 werden er in Nederland weliswaar nog 130.000 zalmen aan
wal gebracht maar mogelijk komt dit omdat er vanaf 1870 veel
jonge zalmen werden uitgezet nabij de paaiplaatsen. De vangsten op het
Bergse Veld lagen eind achttiende, begin negentiende eeuw rond de
16.000 exemplaren per jaar. Er waren visafslagen in Dordrecht,
Hardinxveld-Giessendam en Geertruidenberg. Alle vis die op het Bergse Veld werd
gevangen moest verplicht in Geertruidenberg aan de afslag worden
gebracht. De belangen van de visserij waren dan ook groot. De
pachtinkomsten die, voor het gebied benenden de voormalige loop van de
Oude Maas, werden geïnd kwam de Prins van Oranje toe. Pas eind achttiende
eeuw verloor Geertruidenberg deze positie maar toen werd er allang
niet meer zoveel gevangen.
Dramatische
teruggang
Velen vonden werk in de verschillenden nevenactiviteiten rondom de
visvangst. Touwslagers, schoonmakers, rokerijen, zouterijen,
kuiperijen, handelaren en natuurlijk de scheepswerven hadden direct of
indirect hun inkomsten uit de aangebrachte vis. De visserij had naast
het grote economische belang ook invloed op het culturele leven in de
dorpen rond het gebied. Vissers speelden vaak een belangrijke rol in
nationale feestdagen en hadden hun eigen vereniging. Het feit dat
menig dorp de zalm in zijn gemeentewapen had opgenomen geeft het belang
aan die de visserij op de gemeenschap had.
Begin twintigste eeuw begon men aan de laatste loodjes. In 1920 zouden er in heel
Nederland nog slechts 30.000 zalmen gevangen worden en begin jaren
dertig, met nog maar 2.500 aan wal gebrachte zalmen was het eigenlijk
al gebeurd met de zalmvisserij.
met paarden en
stoommachines
Om te kunnen verklaren wat de oorzaak van deze dramatische teruggang
is geweest, moeten we eerst nader ingaan op de eigenschappen en gedrag
van deze bijzondere vis die vanwege het spartelen en springen boven
water de bijnaam 'de springer' kreeg.
De
grote zegen
Zalm paaide op de bovenloop van rivieren en jonge zalmen kwamen om
zelf te paaien altijd terug naar de plaats waar ze geboren waren. In
de maanden juni, juli en augustus (zomerzalmen) en oktober tot
december (winterzalmen) trokken ze vanuit zee in enorme hoeveelheden
de Rijn en Maas op. De paaigronden (grindbanken en beken) lagen in de
bovenloop van de Rijn en Maas. De jonge zalmen (parr)
bleven een paar jaar in de beken en begonnen dan aan hun tocht naar zee
(smolten).
Er werd vanaf de wal en vanuit
boten gevist met verschillend vistuig en later met grote zegen die
vanaf de oevers met paarden en weer later met stoommachines werden
binnengehaald. In 1970 werd het Haringvliet afgesloten waardoor de
meeste trekvissen definitief de
wacht werd aangezegd. De zalmen waren toen echter al lang verdwenen.
Om de teruggang te verklaren, moeten er dus andere oorzaken zijn
geweest dan het afsluiten van de zeegaten alleen en die waren er dan
ook.
De
smaak van carbol
Door de grote vraag naar beton werden grindbedden afgegraven en kwamen
er steeds minder paaigronden beschikbaar. Rivieren werden
gekanaliseerd en er werden stuwen en sluizen in aangelegd met soms slecht
geconstrueerde zalmtrappen.
Er was overbevissing, met name na het graven van de rivier de Nieuwe
Merwede waarna er vanaf beide oevers continue met grote zegen kon worden gevist.
De zalm volgde al snel deze brede rivier in plaats van de
verschillende killen en kreken door De Biesbosch. Hierdoor was het met
de toch al tanende vangsten op het vroeger zo visrijke Bergse Veld definitief
gedaan. Ook op andere plaatsen werd met
grote zegen op zalm gevist. Rond 1900 waren er zeker tien grote
zegenvisserijen actief in de monding van de Grote Rivieren. De kans
dat een zalm voorbij de zegen kwam en de paaigronden bereikte nam dan
ook snel af.
gevangen zalm had een
ziekenhuisluchtje
De
mogelijk laatste slag die de zalm werd toegebracht was de vervuiling. De
vissers begonnen al te vermoeden dat er iets niet 'in de haak' was toen
gevangen zalmen een 'ziekenhuisluchtje' kregen en de smaak van
carbol. De oorzaak was de industriële revolutie die 'op
stoom' kwam waarbij stoffen als carbolzuur en fenol (grondstof voor
ontsmettingsmiddelen en kunstharsen waaronder bakeliet) in grote
hoeveelheden in de rivier werden geloosd. De vervuiling werd zo erg
dat het CIVO (Centraal Instituut voor Voedingsonderzoek) zelfs
'ondersoorten' benoemde: HC-zalm stond voor HandelaarsCarbolzalm en
CIVO-zalm was zelfs geheel ongeschikt voor menselijke consumptie. De
vissers van Millingen aan de Rijn hadden een handigheidje bedacht. Ze
trokken een katoenen draad door de vis waaraan ze konden ruiken of de
vis geschikt was voor consumptie.
Curieus is de intensieve jacht op waterspreeuwen eind negentiende eeuw. Men dacht dat deze vogels
de eitjes van de zalmen van de
grindbedden aten. Pas later ontdekte men dat ze niet de eitjes, maar
juist de voor de eitjes schadelijke insecten zoals de larve van libellen
aten.
Mogelijk heeft de intensieve jacht op de onschuldige vogeltjes lokaal
schade aan het zalmbroed veroorzaakt.
De belofte van 'vooruitgang' die de industriële revolutie moest
brengen ging niet op voor de zalm. De genoemde opeenvolging van destructieve
maatregelen had de zalm 'naar lucht doen happen'. In 1943 werden er op de
Beneden-Merwede nog twee zalmen gevangen van 30 en 32 pond. Het zouden
de laatste grote exemplaren zijn die in het stroomgebied van de
Rijn aan land werden gebracht. De zalm was massaal weggevangen;
toenemende vervuiling had hun conditie aangetast en paaigronden waren
verdwenen of niet langer bereikbaar.
Het
verdwijnen van een cultuur
Er vinden al jaren op diverse locaties herintroductieprogramma's
plaats waarbij 10.000 eitjes en jonge (Schotse) zalmen in de zijrivieren
van Rijn en Maas worden losgelaten. Het is echter te betwijfelen of er
ooit weer een levensvatbare Rijnzalm populatie zal ontstaan. We zijn
er voorlopig nog lang niet.
Op een enkele visser na is er van een visserijcultuur in de dorpen
rond De Biesbosch geen sprake meer. Wat rest zijn voormalige
vissershavens met namen als 'Vissershang' waar nu huurbootjes
en fluisterboten afmeren daar waar men vroeger de netten te drogen hi(a)ng.
de
geur van pas
getaande netten
Is dit alles nu een treurig ontwikkeling geweest?
Het ontbreken van
een prachtige vissoort als de zalm in onze rivieren wordt door velen
ervaren als een groot gemis. Waarom kan men echter niet altijd goed
uitleggen.
Voor wat betreft het verdwijnen van de visserijcultuur lag
het indertijd iets anders. Langzamerhand
verdwenen de drijverschuiten uit de havens, de visafslagen werden
gesloten en de
kennis over vis en vangst raakte in vergetelheid.
De vissers en aanverwante ambachtslieden stierven tezamen met de vis
uit en gingen geruisloos over in andere beroepen. Voor vele van hen
was het toch al seizoenswerk geweest.
Vissers hadden het in verhouding tot de landarbeiders (en zeker
tot de latere griendwerkers)
weliswaar nog relatief goed gehad maar men vaarde wel uit onder alle
weersomstandigheden en was vaak voor een karig loon de hele week van
huis. Nog slechts een enkeling krijgt een vaag, nostalgisch gevoel bij het
zien van oude foto's en mist de vislucht en de geur van pas getaande
netten, maar wie van ons kent die nog? Bovendien stapt u
waarschijnlijk veel liever aan boord van een comfortabele
fluisterboot dan blootgesteld te worden aan weer en wind in een kleine
wiebelende
drijverschuit. Vooruit dan maar...
Tekst: Henk van de Graaf
Foto's: www.stockburo.nl
en Historisch Vereniging Hardinxveld-Giessendam.
Meer informatie:
Kenmerken,
typologieën en geografische (Biesbosch) benamingen van de zalm
Reageer
op dit artikel
Bronnen:
Onze speciale dank gaat uit naar:
- Dr. P.J.M. Martens schrijver van het prachtige boek, De zalmvissers van De Biesbosch 1421-1869
voor zijn waardevolle bijdrage aan dit artikel.
- Org. ter Verbetering van de Binnenvisserij voor het beschikbaar
stellen van een aantal foto's en diverse artikelen. www.ovb.nl
Literatuur/internet:
- D.J. de Jong, Hardinxveld en de Riviervisserij
-
Historische vereniging Hardinxveld. www.hv-hardinxveld-giessendam.nl
- P. Verhagen, Rivieren, boten en vissers
- Istituto Geografico de Agostini spA, Novara, Italie, De geheimen
van het dierenrijk
-
Grzimeks, Het leven der dieren, deel 4, vissen 1
- Oliver Goldsmith, Geschiedenis van de wereld der natuur
- H.W. de Nie, Atlas van de Nederlandse zoetwatervissen
- RIVO rapport C006/96 Zeldzame vissen in het IJsselmeer 1996
- Artikelen C.J. Verhey in tijdschrift De levende natuur, 1949,
1961 en 1963.
©
www.biesbosch.nu
Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd zonder de toestemming
van www.biesbosch.nu
|