Weg met de natuurontwikkeling
|
In de column van het november
magazine
'Weg met de natuurontwikkeling'
stelt onze columnist Henk van de Graaf dat natuurontwikkeling
niet altijd zo goed voor de natuur is als wordt verondersteld.
Staatsbosbeheer in de persoon van Toon Loonen reageert;
Van boerenland
naar waterland
In de Sliedrechtse
Biesbosch is het begrip natuurontwikkeling duidelijk zichtbaar.
Polders, waar ooit suikerbieten en graan werden verbouwd, zijn
na kleiwinning veranderd in spannende wetlands met wisselende
waterstanden. De aannemer voert in het gebied de laatste
werkzaamheden van het bestek uit. Voor 1 maart 2008 moet het
werk klaar zijn.
Na afronding van de kleiwinning
werden de bewuste landbouwpolders aan hun lot overgelaten. De
polders ontwikkelden zich tot grote waterplassen met min of meer
vaste waterpeilen. Bij hete zomers zakte het water geleidelijk
door verdamping. Regen en kwel zorgden voor hoge waterstanden.
De waterkwaliteit was daardoor uitstekend, maar er was geen
sprake van de voor dit gebied toch zo kenmerkende getij- en
rivierdynamiek. Het graven en aanleggen van grote waterpartijen
kan op iedere plaats in Nederland. In dit deel van het
rivierengebied is echter nog sprake van op en neer gaand, zoet
rivierwater. Een zeldzaam gegeven.
Het toelaten van getijwater in de bewuste poldergebieden was
vanaf het begin (tweede helft jaren negentig) het uitgangspunt.
De huidige uitvoering (ruim tien jaar wachten) was wat
Staatsbosbeheer betreft ook niet bepaald het ideale scenario.
Maar door allerlei omstandigheden (o.a. bodemsanering,
ingewikkelde en tijdrovende procedures) heeft het heel lang op
zich laten wachten.
Het tijdelijk droogleggen (beter: het aanmerkelijk verlagen van
de waterstand) van de Kort en Lang Ambacht vormde nu eenmaal
een onvermijdelijk element bij de uitvoering van de plannen.
Zoiets zien we nu ook bij de polder Maltha en de beide
Spieringpolders (Noordwaard I). Als je zoiets plaatst binnen de
werkzaamheden, de genoemde polders moeten immers voor 15 maart
2008 ‘open’, dan valt daar mijnsinziens toch wel mee te leven.
De polders zijn thans onder invloed
van het buitenwater gebracht en het water gaat dus ‘op en
neer’. Je geeft een proces wat beïnvloed wordt door maan en
hemellichamen weer de vrije hand. Bovendien gaan de strakke
vormen van de gegraven geulenstelsels weer verbrokkelen, komt er
weer ruimte voor processen zoals erosie en sedimentatie. Met het
openmaken van de kaden is er historisch zelfs weer invulling
gegeven aan het begrip Wantij. Door het graven van de
Nieuwe Merwede (1850-1875) verloor het Wantij zijn werking. Met
het realiseren van de diverse openingen in de polderkaden
bestaat er een reële kans dat er in het Gat van de Hengst en het
Houweningswater op termijn weer Wantijachtige situaties zouden
kunnen gaan ontstaan.
Jullie vinden het
zoetwatergetijdengebied in feite net zo boeiend als wij. Waarom
laten jullie anders Prof. Dr. Ir. Ies Zonneveld een lange,
terugkerende reeks in jullie digitale magazine verzorgen over de
historie van het zoetwatergetijdengebied en het bijbehorende
zoetwatergetijdenvolk? Je zou kunnen zeggen dat Staatsbosbeheer
en Rijkswaterstaat uitvoeren waar Ies een warm pleitbezorger van
is: het handhaven, maar nog beter het uitbreiden van het
zoetwatergetijdengebied!
Toon Loonen
Staatsbosbeheer
Districtshoofd Benedenrivieren
Januari 2008
Reageer op dit artikel |