Zeehonden
in de Biesbosch
‘It’s a beautiful day’ zingt Freddy Mercury
terwijl we kijken naar een zeehondje dat voorthobbelt over een
zandplaat. Schuchter blikt het dier in de camera en vertedert
daarmee tienduizenden mensen (zelfs in verwarring heeft een zeehond nog een troetelbekkie). Nogmaals
polst de zeehond de
cameraman en je ziet hem denken 'zo snel mogelijk naar de
vloedlijn'.
We kijken naar een televisiereclame van een grote
natuurbeschermingorganisatie. De zeehond is al jaren het 'haasje' als het gaat om
ledenwerving door goed bedoelde doelgroepbehartigers. Een lief smoeltje in een
zacht lobberig velletje gecombineerd met een aandoenlijk voortbewegen steelt menig hart.
Dat is ooit wel eens anders geweest... Tijdens het feestmaal werden er twaalf
zeehonden
en bruinvissen opgediend
We schrijven 1619 als de rentmeester van het Bergse Veld
het beu is en twee zeehondenjagers aanstelt. Jan Willemsz en Willem Jansz moeten samen de
schade gaan beperken die de zeehonden toebrengen aan het visgerei.
Op het Bergse Veld (een oude naam voor de
Biesbosch) stonden destijds veel zogenaamde steken, sommige van wel
300 meter lang. Steken zijn een soort schuttingen van wilgentenen die
rechtop in het water werden gezet en waaraan fuiken en netten werden
bevestigd. De zalm die er toen in grote getale voorkwamen, werd
langs de steken de
netten in geleid.
De in de netten gevangen vis was echter een gemakkelijke prooi voor zeehonden. Nu
zal het verorberen van die paar visjes (hoewel 5-7kg. per dag/per
zeehond ) niet het probleem geweest zijn maar een zeehond die probeerde de vis uit de fuiken te halen bracht
ontegenzeggelijk grote schade toe aan het visgerei.
Of naast de schade aan het visgerei ook de vraag naar bont of
zeehondenvlees een
reden is geweest tot het aanstellen van de jagers is moeilijk te zeggen.
Oliver Goldsmith schrijft hierover in ‘De geschiedenis van de wereld
der natuur uit 1774' het volgende;
De zeehond wordt bejaagd om zijn huid en om de olie die zijn vet bevat. De eerste is bijzonder nuttig voor het maken van koffers,
jassen en andere zaken. Het vlees van dit dier verscheen vroeger op de
gedekte tafels van de hogere standen. Tijdens een feestmaal dat aartsbisschop Nevell gaf voor Edward de vierde werden er twaalf zeehonden en bruinvissen opgediend...'.
Misschien kende men rond de Biesbosch wel zeehondrecepten van de walvisvaarders
waarvan er in de 17de eeuw een aantal Dordrecht als thuishaven hadden.
Als er al zeehondenvlees gegeten werd, belandde dit
waarschijnlijk ook hier op de tafels van de 'nobele heren'.
Dertig
stuivers per
geschoten zeehond
Een ander bewijs voor de aanwezigheid van zeehonden is de naam van een zandplaat nabij het Bergse veld.
Deze kreeg in de zeventiende eeuw de naam ‘zeehondenplaat’. Het is niet ondenkbaar dat vanaf deze plaat de zeehonden hun strooptochten
richting de vissteken ondernamen.
Uit oude rekeningen blijkt verder dat er in 1616 door zeven vissers 12 stuks zeehonden aan wal
werden gebracht. In het jaar 1619 ontvingen Jan Willemsz en Willem Jansz samen een bedrag van 150 gulden en daar bovenop per geschoten
zeehond nog eens dertig stuivers. Verder blijkt dat er in de periode 1632 tot 1677
met tussenposen verschillende zeehondenjagers worden aangesteld. De geregistreerde vangsten blijven echter beperkt tot een dozijn
per jaar.
Van grootschalige jacht op zeehonden is voor zover bekend in de
Biesbosch nooit sprake geweest.
Zeehondenmeldingen
in en rondom de
Biesbosch
Tot in de twintigste eeuw konden de zeehonden zonder veel problemen het huidige Biesboschgebied bereiken.
Van Deltawetwerken had nog niemand gehoord en zeewater stroomde door de getijdenwerking diep het land in. Hierdoor konden niet
alleen zeehonden maar ook bruinvissen onbelemmerd tot ver in het binnenland doordringen.
Hoe ver ze hierbij soms de rivieren op zwommen blijkt uit dit
krantenbericht uit 1853;
Algemeen Handelsblad van 17-02-1853:
‘Gorichem, 15 februari. Als eene groote bijzonderheid kunnen wij vermelden, dat gisteren hier voor de stad op de rivier een bruinvisch
gezien is, waarop men gedurende den geheelen dag jagt gemaakt heeft, zonder hem te kunnen vangen.
Niemand herinnert zich zoodanig eenen visch zoo hoog op de rivier gezien te hebben. Ook wil men voor eenige dagen op de Maas
bij Veen eenen zeehond hebben gezien. Men kon echter niet gissen door welke oorzaak dieren zich zoover opwaarts begeven
hebben.'
Op 21-02-1853 meldt het nieuwsblad vervolgens:
'Gorichem, 18 februari. De bruinvisch, voor eenige dagen hier voor de stad in de rivier gezien, is gisteren te Hardinxfeld gevangen.'
Ook
in de vorige eeuw kwamen er nog regelmatig meldingen voor:
1948: Verhey/Lebret: 'De zeehond komt zo nu en dan ten oosten van de Moerdijkbruggen en verschijnt dan soms in het Gat van de Vissen.'
1942: Lebret: 'Minder algemeen komen ze op de Nieuwe Merwede en
vertonen zich dan bij de Kop van ’t Land of zwemmen de Ottersluis
door en komen op het Wantij.
(Van Brakel).'
1948, 17-07: Dordrechts Nieuwsblad: 'ze komen tot Gorcum of nog hogerop.'
In 1952 meldt H.A. Schonhage in het boekje ‘Tussen Merwede en Amer’
'Tot op het Hollands Diep komen ze op de platen bij eb voor, hogerop zijn het steeds verdwaalde exemplaren.
Tot Werkendam en Woudrichem toe zijn ze op zulke dwaaltochten gesignaleerd.'
Een
curieus verhaal is dat van de rechtopstaande monsters. Eind jaren
twintig van de vorige eeuw kwamen twee Hardinxveldse vissers aan wal
met de schrik in hun benen. Ze hadden een zwart monster zien opduiken
naast hun boot. Twee weken later zagen verschillende vissers 12
monsters rechtop staan nabij de Moerdijk. Mogelijk zijn het orka's
geweest die een stuk de rivier op waren gezwommen. Orka's richten zich
regelmatig hoog uit het water op om de omgeving in de gaten te houden.
Ook de grote rugvinnen kunnen voor monsters zijn aangezien.
Dat zeehonden in de 20ste eeuw nog steeds flink wat geld opbrachten blijkt uit een schrijven van
A.C.V. van Bemmel in ‘De levende natuur’, januari 1956:
'Opbrengst voor de beroepsjacht leveren in de eerste plaats de huiden die tussen de 25 en 30 gulden opbrengen, en daarnaast is de
traan van betekenis die voor cosmetische doeleinden wordt gebruikt. De beroepsjagers bemachtigen tussen de 800 en 1200 huiden per
jaar... De beroepsjagers alleen maken hieruit
reeds minstens fl. 35.000,-- per jaar en daarbij komen dan bontwerkers
e.d.'
Let wel, Van Bemmel heeft het hierbij over de jacht op zeehonden voor de
Zeeuwse en Zuid-Hollandse kust!
Nieuwe kansen voor de
zeehond?
Na de afsluiting van de zeearmen konden de zeehonden de gebieden achter de dijken niet meer
bereiken. Alleen bij het openen van de schuiven in de Haringvlietdam worden
er sporadisch nog wel eens een paar gesignaleerd.
De laatste melding dateert van 4 maart 2002: 'Een Gewone zeehond (Phoca vitulina) in prima conditie, zwom een tijdlang in de
Biesbosch rond. Met een gewijzigd spuibeleid van de Haringvlietsluizen (alias De Kier) in het vooruitzicht (2006)
aangevuld met ambitieuze plannen voor het Haringvliet zullen we
misschien wel meer van deze prachtige dieren richting de Biesbosch zien zwemmen.'
Het zal me dan wat waard zijn om een krantenbericht te lezen over zeehonden die de visnetten van Biesboschvissers leegroven.
Een reclamespot met een naar de camera grijnzende zeehond die om een
compensatie voor hun kapotte netten vraagt, wil ik met veel plezier helpen financieren.
Tekst: Henk van de Graaf
Foto's: John van den Heuvel, www.stockbureau.nl
Bronvermelding:
P.J.M. Martens: De vissers van het Bergse Veld.
Artikel Algemeen Handelsblad: Privé-archief
Valentina
Wikaart.
©
www.biesbosch.nu
Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd zonder de toestemming
van www.biesbosch.nu
|