Biesbosch.nu

Nieuwsbrief december 2004

 

Terug naar de inhoudsopgave
 

download Klik op het PDF-symbool voor het printen van een inktgebruiksvriendelijke versie

         Foto via internet. Fotograaf onbekendDe oude man en de bult
      De bult (deel 1)
                                                
Door Henk van de Graaf 
 
In een licht schommelende glijvlucht, onderbroken door een enkele, trage vleugelslag komt ze de polder in zweven. De deinende beweging doet me terugdenken aan de houten meeuw die ik als kind aan het plafond van de slaapkamer had hangen. Als je aan het touwtje trok, schommelde het lijf langzaam op en neer terwijl de vleugels bijna stil bleven. De beweging had iets rustgevends. Ik kon er uren naar kijken.

De roofvogel daalt tot op enkele meters boven de grond, de jacht is geopend. Door mijn hoge positie boven op de dijk vliegt ze precies op ooghoogte als ze de verruigde gedeelten van de polder begint af te speuren naar muizen en waterwild. Ik knijp de ogen toe tegen het felle zonlicht en zie de vogel tussen mijn wimpers door in haar majestueuze, v-vormige silhouet op me toe zweven. Eigenlijk vliegt een Bruine kiekendief niet, maar danst als een ballerina, gedragen door sterke armen, een gracieus ballet. Een dodendans, dat wel, want vaak eindigt al dat moois in een snelle wiekslag en een schrille angstkreet. Wij mensen romantiseren teveel.

Ik bekijk het schouwspel vanaf het muurtje van de in het dijklichaam gebouwde overlaat en laat mijn benen bungelen boven het in slechte staat verkerende bouwsel. Een overlaat is een slimme oplossing tegen het vernielen van een dijk bij extreem hoge waterstanden. Omdat ze iets lager ligt dan de dijk zelf, zal het water hier geleidelijk aan de polder instromen en voorkomen dat de dijk op de zwakste plaats met geweld zal doorbreken. Gezien de staat ervan vreest men hier blijkbaar geen overstroming meer.
© Henk van de Graaf/www.stockburo.nl
Het is warm op het land en de koeien en schapen hebben de schaduwplaatsen onder bomen en struiken opgezocht. De koele waterbries rond de boot, die ik bij de sluis heb achtergelaten, ontbreekt hier. Ik neem een slok water uit de veldfles, scan de polder met de verrekijker en vraag me af hoe een schrijver zou beschrijven wat ik zie.


'In de verte ligt de sluiswachterwoning die lijkt te dansen boven de horizon in draaikolken van vloeibare lucht en aan de wolkenloze hemel draait een buizerd traag zijn rondjes op de thermiek van het zuchtende land. Een oude, al te ver gespleten knotwilg aan de rand van een sloot vol kroos laat loom zijn veel te zware takken hangen en slechts hier en daar bewogen door een verdwaalde bries schilderen zijn fluwelen bladeren een palet van groen- en grijstinten op de trilblauwe lucht. Een weinig wind kan de ten dode opgeschreven boom niet lang genoeg duren.
 
Verder weg, aan de rand van de polder, doet blatend een koe zijn beklag over vliegen en hun onzalig gedrag terwijl voor me op het pad een fazant scharrelt die, als ze de kiekendief ziet, op een huppeldrafje in de geelverschroeide ruigterand verdwijnt. Ze is eigenlijk te groot voor de roofvogel, maar zou ze dat ook weten?

Achter me ligt de dijk waar
, over het water van de eeuwenoude rivier, het onheilspellende geluid van de A15 klinkt dat als een grommend monster komt aanrollen in golven van klavier. Zoals overal in dit land deint ook hier de stilte tussen de noten van een monotone klank. '

 
Is dit wat een schrijver zou schrijven in een verruigde graslandpolder op een warme zomerdag?

De kiekendief maakt een wiekslag en verdwijnt in het hoge gras en ik denk terug aan de sluiswachter die daarnet maar niet begreep dat ik niet wilde schutten. De sluisdeuren stonden open en hij bleef maar gebaren dat ik door kon komen, maar ik wilde de boot tegen het houten remwerk vóór de sluis hebben. Alleen via het remwerk kon ik immers op de sluis komen van waar ik het pad vermoedde dat me naar het doel van mijn reis kon leiden. Toen ik de boot had afgemeerd en op de sluis stond, was de sluiswachter in geen velden of wegen meer te bekennen. Omdat ik niet wist of de boot wel langere tijd aan het remwerk mocht blijven liggen, had ik besloten hem niet te gaan zoeken. Soms kun je het vragen maar beter achterwege laten.
De groene kolk van de sluis was me een lust voor het oog geweest. In plaats van de verticale betonwanden glooiden er hier basaltkeien tussen de sluisdeuren. Ertussen stonden veel ruigtekruiden die uitzonderlijk mooi bloeiden. Zou het, dat het steeds op- en neergaande water in de sluis zorgt voor een verwarrend soort eb en vloed waardoor de planten zich steeds vergissen in het tellen van de getijden en zich daarom zo uitsloven?

Langs de oude sluiswachterwoning had ik via een moestuin en een scheefhangend boerenhek het nauwelijks begaanbare pad gevonden. De breedte ervan had me verrast en daar waar brede tractorsporen een teveel aan onkruid beletten, restten kuilen en putten vol craquelé van ingedroogde modder. Lopend over een smalle strook gras langs het pad had ik de overlaat bereikt en was ik er even gaan zitten.

Ik sta op en speur naar de kiekendief terwijl ik langzaam over het dijkje verder ga. Onrustige gedachten omtrent mijn aanwezigheid hier, maken dat ik niet langer blijf kijken. Iets wat ik normaal wel zou doen. Ik schuifel voorzichtig het dijkje af en volg het pad dat geleidelijk tussen populieren door omhoog loopt en ineens besef ik dat ik de bult beklim waar het me allemaal om te doen is. Bovengekomen schetst het geboden tafereel mijn verbazing.

De bult is begroeid met gras en lage bomen waaronder schapen liggen te rusten. Links kijk ik uit over de rivier en een kleine haven waarin een aantal baggerbakken is afgemeerd. Direct aan het water van het haventje ligt een houten bouwsel, de voormalige directiekeet zou later blijken.
De keet, waarvan de deur wijdopen staat, is met ruwhouten planken uitgebouwd tot een lange schuur. Ervoor is iets getimmerd wat op een veranda lijkt. Naast het gebouw liggen stukken zeildoek in verschillende kleuren met hier en daar nog de letters van de vorige eigenaar zichtbaar. Ze bedekken bobbels met onbekende inhoud.
Ik laat het beeld op me inwerken. Het heeft een soort prairieachtig setting, als uit de oude cowboyfilms die je tegenwoordig nog zelden op televisie ziet, maar waar mijn vader vroeger graag naar keek. In bijna elke film verscheen er in de deuropening van een armzalig houten huisje een prachtige blonde vrouw in een lange rok om te zien wat het kabaal buiten nu weer voor ellende zou brengen.
 
'De directiekeet is eigenlijk een griendark die ze op het droge hebben getakeld, maar ik heb er zowat omheen getimmerd voor de schapen', zou de oude man later verklaren. 'Alleen zij die weten, kunnen de eigenlijke ark nog duiden'. 

Aan de rechter zijde van het pad staat een stel vaten met het logo van een oliemaatschappij erop.
”Zo dik kan het er niet bovenop liggen” denk ik meteen.
”Zoveel heisa over een bult en er dan gewoon olievaten op laten staan.”

'Van de baggerbakken van Baars, die hebben hier een tijdelijk ligplaats' ,zou de oude man, wijzend naar de haven, verklaren. 'heeft smeermiddel ingezeten, voor de lieren.'

Ik schop met de punt van mijn schoen tegen de verroeste vaten. Ze maken een geluid als van luidende kerkklokken tijdens zware storm. 'Leeg.'
Ik twijfel of ik de keet zal binnengaan. Eerst maar verder de bult op.' De schapen, inmiddels overeind gekomen, wijken onder blatend protest uiteen als ik langzaam richting de top van de bult loop. Rechts van me hoor ik gekakel van kippen. Het uit de kluiten gewassen kippenhok is de zoveelste verrassing. Wat is hier allemaal gaande?

Ik sta nu op het hoogste punt van de bult. Het uitzicht is fantastisch. Beneden in de polder drinken koeien uit een kleine plas waarin een reiger als versteend staat te 'vissen', een groepje spreeuwen strijkt neer in het verruigde grasland van waaruit het gekwaak van kikkers klinkt. De kiekendief is nergens meer te bekennen.
De bult is hoger dan ik had gedacht en naar het oosten kan ik zelfs de polders 'Kort en lang ambacht' en 'De ruigtes bezuiden de Peereboom' zien liggen. Ze zien er rommelig uit met al die hopen klei naast de pas gegraven kreken. Natuur in ontwikkeling geeft eerst een berg rotzooi in de hoop dat ze er later zelf iets leuks van maakt.
 
Ik draai me om en loop terug om een kijkje in de keet te gaan nemen.
Halverwege doet het geluid van een motorvoertuig, die de bult op komt rijden, me aarzelen. Mag ik hier wel zijn, ik heb nergens borden gezien? Ik besluit te wachten en te zien wat er komt.
                               

                       © Henk van de Graaf/www.stockburo.nlDe oude man en de bult
      De oude man (deel 2)

De gammele tractor rijdt langzaam tot voor de keet en komt schokkend tot stilstand. Achter het vehikel hangt aan een touw een houten deur waarop wat rommel ligt. De oude man stapt van het voertuig, kijkt even uit over de haven en loopt richting de keet. Hij is, ondanks de hitte, gekleed in een blauwe overall die rond zijn middel op zijn plaats wordt gehouden door een strotouwtje. Eronder draagt hij zwarte, rubberen kaplaarzen. Hij heeft een vriendelijk gezicht, bruin verweerd, met heldere blauwe ogen, omgeven door spierwitte haren.

In de jaren zeventig was de keet, die eigenlijk een oude griendark is, vanuit de haven op de wal gezet en elk jaar had hij er wat aangebouwd. De bouwmaterialen had hij her en der in de polder en langs de rivierkant gevonden. Halverwege de jaren tachtig, het precieze jaar is hem ontschoten, is hij gestopt met werken, maar hij komt hier nog elke dag, voor de kippen en de schapen. In de keet heeft hij zo zijn gedoetje: kacheltje, tweepitter voor een bakkie, een paar gereedschappen en wat zakken voer voor de kippen.

De schapen heeft hij lang geleden hierheen gebracht. Als die het overleven dan zal het met mij ook wel loslopen, had hij bedacht. Hij laat ze grazen op de bult en tot nu toe heeft hij aan de dieren niets gemerkt. Had hij immers de rotzooi indertijd niet zelf af laten dekken met een 1,5 meter dikke kleilaag? Een meter was voldoende hadden de heren gezegd, maar hij had bedacht dat 'wat meer hier en daar' vast geen kwaad kon. Onlangs had een boswachter in een sloot aan de voet van de bult zelfs krabbescheer gevonden en ‘dat groeit alleen in een heel schoon milieu’ had deze hem verzekerd. Hij is al in de zeventig, het zal zijn tijd wel duren.

Net voor hij de keet in wil gaan, ziet hij iemand aankomen. De zoveelste vreemde snuiter denkt hij. Jarenlang zag je hier geen kip, maar de laatste tijd is het een komen en gaan van mensen. Hele groepen soms. Hij besluit te wachten om te zien wat deze vreemdeling van hem moet en neemt zich voor om het niet weer over vroeger te hebben.

"'Vanaf de eerste dag was ik hier meneer', zou hij later toch verklaren. 'Ik heb de eerste vracht met rotzooi zien storten. Alles kwam over water in bakken aan, werd gelost in de haven en zo in de polder gekiept, voorman was ik.'

'Hallo, ... wat een warmte hè', begint de vreemdeling ietwat aarzelend, 'gelukkig kunnen de schapen in de schaduw onder de uhh... hazelaars.'
'De meidoorns bedoel je', zegt de oude man en knikt richting de bomen. 'De schapen zijn er blij mee in deze hitte.' 
De vreemdeling lijkt even van zijn stuk gebracht maar herstelt zich en vraagt: 'Die schapen, zijn die van u?'
Ja, knikt de oude man: 'Die zijn van mij. Maar binnenkort ruim ik ze allemaal op. Het kost me steeds meer moeite om ze te verzorgen, vooral in de winter.'
'Ach', zegt de vreemdeling en knikt een paar keer met zijn hoofd. 
'Ik kom van de overkant, Sliedrecht', gaat de oude man ongevraagd verder. 'Met de auto rijd ik naar de sluis en vandaar met de tractor naar hier.'
'Ja, een oud baasje die tractor van u', lacht de vreemdeling, 'dat het nog rijdt.'
'Kwaliteit gaat lang mee meneer', grijnst de oude man. 'Hij heeft me nog nooit in de steek gelaten.
'Van wie is dit terrein eigenlijk'', vraagt de vreemdeling na een kort zwijgen. 'van u?'
'Ha ha ha, van mij'. lacht de oude man, 'ik zou het voor geen goud willen hebben. Het is van EPS meneer, kent u dit terrein niet dan? Ze noemen het ook wel de ‘stort van Troost’ vanwege de naam van de afvalverwerker, die hier nogal veel naar toe heeft gebracht.'
'Ja, ja', zegt de vreemdeling zijn blik afwendend, 'daar weet ik wel wat van.'
'Het is niet zo best is het wel?' 
'Ach, zelfs Staatsbosbeheer hoeft dit gebied niet, wat zal ik er dan van zeggen, ze konden de hele polder destijds voor één gulden kopen. maar hebben er vriendelijk voor bedankt.'
'Hm', zegt de vreemdeling.
'Wat doet u hier eigenlijk', vraagt de oude man. Aan zijn reactie ziet hij dat de vreemdeling schrikt.
'Ik eehh... doe wat met natuur en dacht er is zoveel te doen over deze polder, ik moet er zelf maar eens gaan kijken. Mag ik hier niet komen dan?'
'Van mij wel hoor', grijnst de man met de witte haren,  'tenslotte is deze vuilnisbak van ons allemaal.'
'Van ons allemaal', vraagt de vreemdeling verbaasd en fronst zijn wenkbrauwen waardoor er grote, diepe rimpels op zijn voorhoofd verschijnen.
Ja, dat zit zo….' De oude man schraapt zijn keel, steekt zijn handpalmen naar voren en haalt zijn schouders op. 'Wat hier op deze belt ligt, is eigenlijk van ons allemaal meneer. Wij moesten zonodig in de jaren zestig en zeventig met z'n allen gaan autorijden, in caravans en vliegtuigen op vakantie en onze huizen volladen met plastic rommel, maar met de reststoffen van de productie namen we het niet zo nauw.' Hij spreidt zijn armen uit in een weids gebaar alsof hij de hele vuilstort wil omvatten. 'Daarom hebben we hier nu een bult.' De oude man zwijgt en kijkt de vreemdeling aan. Meestal hebben deze woorden een bepaalde impact op mensen. Alsof ze ineens begrijpen dat ze niet overal een ander de schuld van kunnen geven. Op de één of andere manier geeft hem dat een goed gevoel. 
De vreemdeling knikt echter kort en vraagt onverstoord: 'Komt u hier al lang?' 
'Lang?' De oude man houdt even in, opent zijn mond, aarzelt nog een moment, maar vervolgt dan met zachte stem: 'Vanaf de eerste dag was ik hier meneer, ik heb de eerste vracht met rotzooi zien storten, alles kwam over water in bakken aan, werd gelost in de haven en zo in de polder gekiept, voorman was ik.'
De vreemdeling neigt zijn bovenlichaam iets naar voren en kijkt hem recht in de ogen.
'Wat werd er zoal in gekiept dan?' Weer aarzelt de oude man, iets in hem…
'Alles, alles wat je maar kan bedenken', gaat hij toch verder, 'vliegas, dat stortten we over de rotzooi heen zodat de vrachtauto's er gemakkelijk overheen konden rijden. Als het nat werd, was het net asfalt. Eronder koffie, tonnen koffiedrab en lege vaten waarvan we toen al niet wisten of ze wel helemaal leeg waren en puin, veel puin en…'


Copyright kikker; Mike Melis. Vat; Daan Bruysters/ www.stockburo.nl De oude man zwijgt en kijkt naar de plek op de bult waar hij een klein poeltje vol bruine kikkers weet, waarschijnlijk ontstaan na een verzakking. Het was er zomaar ineens.
'Holle vaten…, veel holle vaten besluit hij.'
'Het was toch geen illegale stort', vraagt de vreemdeling die hem strak blijft aankijken.
'Nee, bij elke lading zaten papieren. Die hebben nog lang in de keet gelegen. Op een gegeven moment heb ik tegen de heren gezegd, neem ze maar mee en bewaar ze goed, die kunnen nog wel eens van pas komen.'
'Ja, slim', zegt de vreemdeling, 'maar ze nemen nu toch ook monsters van de bult? Dat las ik tenminste van de week in de krant.'
'Deze stort is net een gatenkaas meneer, overal staan boorbuizen om monsters te trekken. Volgens mij lekt er inmiddels meer door die boorgaten weg dan via de bodem van de stort. Gisteren liepen ze hier zelfs in witte pakken.' De oude man knikt in de richting van de bult. De vreemdeling volgt zijn blik en het komt de oude man voor alsof de man weet waar ze liepen, daar waar hij ze had zien gaan.
'Van al die rotzooi is niet veel te zien is het wel', vraagt de vreemdeling, uitkijkend over de bult.

De oude man draait zijn hoofd weer richting de vreemdeling en ziet achter hem de Bruine kiekendief opdoemen. Ze zweeft net boven de rand van de bult en hij ziet de kop van het dier heen en weer bewegen op zoek naar prooi. Hij beleeft veel plezier aan de vogel die regelmatig in de polder jaagt. Vanaf de bult kan hij haar prachtige volgen omdat je op de vogel neerkijkt als ze laag boven de verruigde delen van de polder zweeft. Gezeten tussen het hoge gras aan de rand van de bult blijft hij onopgemerkt voor het dier. Hij houdt van het moment dat ze in haar v-vormige silhouet recht op hem af komt zweven. Hij kan er uren naar kijken.

Hij wendt zijn blik weer naar de vreemdeling en besluit niets over de vogel te zeggen.
'Nee', zegt de oude man, je ziet er inderdaad niets van.
'Ik heb het destijds laten afdekken door 1,5 meter klei. Een meter was voldoende zeiden ze, maar ik dacht wat meer hier en daar kan vast geen kwaad. Zeker niet op sommige plekken.'
De Kiekendief maakt een snelle wiekslag en verdwijnt onder de rand van de bult.
'Als je er niets van weet zou je denken dat deze bult er altijd al gelegen heeft', zegt de vreemdeling.
'In een rivierenlandschap heb je niet van die hoge bulten', antwoordt de oude man,  'de hoogste plekken hier zijn de polderdijken en een paar oude stroomruggen daar verderop bij ‘De kop van de Oude Wiel'. Verder is er nog een hoogwatervluchtplaats voor de koeien, maar die haalt het ook niet bij deze puist.' 
Eigenlijk slaat dit hele geval nergens op.
De vreemdeling knikt begrijpend en schuift wat met zijn schoen over een oud tractorspoor waarbij de uitgedroogde klei in stof uiteen valt. 'Bent u hele dagen hier?'
'Ach', antwoordt de oude man, de vraag ontwijkend, 'ik hou het terrein hier schoon, ruim de rommel op. Aan de rivierkant strandt veel vuil en de boeren zijn slordig met omheiningen en prikkeldraad. Het kan hun niet zoveel schelen in deze polder lijkt het wel. Van de week heb ik nog een heel stuk met de tractor uit een sloot getrokken. Het zou toch vervelend zijn als er dieren in verstrikt raken en het hoort ook niet in het landschap. Alle rommel gooi ik op de deur achter de tractor en breng het naar de sluis. Daar halen de vuilnismannen het op. Ik moet alleen de vaten nog opruimen, die zijn van de baggerbakken van Baars.' Hij wijst naar de haven. 'Die hebben hier een tijdelijke ligplaats, heeft smeermiddel ingezeten voor de lieren.'
'Tja', zegt de vreemdeling en kijkt richting de roestige rode vaten met gele logo’s 'rommel'.

De oude man grijnst naar de vreemdeling, bukt zich, trekt met enige moeite een plastic emmer uit een tweede en zet ze voor zich op de grond.
'Ach meneer', verzucht hij langzaam overeind komend, 'ze verklaren me soms voor gek dat ik hier op een gifbelt bezig ben met het opruimen van rommel, maar iemand moet het doen, is het niet?'
De helder blauwe ogen kijken de vreemdeling vragend aan maar voor deze iets kan zeggen, vervolgt hij: 'Maar nu vraag ik u, hoe kun je nu van een natuurgebied spreken als er een bult met gif in ligt die als een zeef naar alle kanten de grootste smerigheid lekt? Neem verderop', gaat hij verder en wijst met een vinger naar het oosten, 'daar zijn ze bezig met natuurontwikkeling, prachtige plannen waar ze miljoenen guldens voor uittrekken terwijl er hier, op nauwelijks twee kilometer afstand zich een berg shit bevindt waar je nauwelijks overheen kunt kijken. Wie is er nu gek vraag ik u?'

De vreemdeling, die begrijpt dat het gesprek ten einde loopt, knikt en mompelt dat het misschien wel zo is. 'Ik moet maar weer eens gaan. Het was leuk met u te spreken.'
'Ja', zegt de oude man en pakt de emmers bij de hengsels, 'ik ga de schapen wat te drinken geven, een goeie dag nog.'

Ik laat de oude man achter me en vloek omdat ik geen pen en papier voor handen heb. De meest klinkende woorden en zinnen repeteer ik daarom zachtjes voor me uit. Meestal komt het idee voor een verhaal pas dagen later, soms op het moment dat het je verteld wordt. Ik moet snel terug aan boord zien te komen.

Toch vreemd, denkt de oude man, terwijl hij met de emmers voorzichtig de kade af schuifelt om water uit de haven te scheppen, die vreemdeling doet iets met natuur, maar kon de bomen daarnet niet duiden. Hazelaars, die lijken toch in niets op meidoorns.

© Henk van de Graaf
Juli, 2000
info@biesbosch.nu 


Verantwoording: dit verhaal is slechts deels gebaseerd op een ware gebeurtenis. Ondanks het feit dat de oude man en de bult echt bestaan en er daadwerkelijk een gesprek heeft plaatsgevonden is er meer ontsproten aan het brein van de schrijver dan uit de mond van de oude man.

Foto's: Kikkers en vat: MikeMelis/- en DaanBruysters/www.stockburo.nl.  
Tractor en landschap HenkvandeGraaf/www.stockburo.nl.
Foto kiekendief, maker onbekend.


Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd zonder de toestemming van de auteur.

© www.biesbosch.nu