Daar
liggen zij, door storm en ontij geveld. De
wilgenkronen onthoofd, terneer geworpen, gebroken.
Voortijdig uit de bodem van het leven gerukt.
Mensen
komen langs en willen het achteloos vertrappen.
Laat ons met rust!, het zachte mos heeft ons al
bekleed. Het is niet hopeloos zeggen de jonge
scheuten; je hebt ons alles gegeven - om het
wilgengeslacht door te leven.
Treur niet ouwe stronken, wij gaan opnieuw de strijd
aan;
Brandnetel, wilgenroos en balsemien, je krijgt ons
er niet onder.
Wij zijn de nieuwe stoottroepen - en schieten omhoog
naar hoger loof.
Storm en water deert ons niet - wij zijn toch
wilgen ?!
Cees van der Esch