|
Het betreft hier een
plant, die het nogal uithoudt: hij begint zijn bloei
in de nazomer, hij staat nog volop te pronken in de
herfst en nu wij in Nederland onze eerste
vorstperiode vaak pas in januari meemaken, zien we
hem zelfs in november en december nog staan.
De plant is eenjarig en na de vorst is het wel met
hem gedaan. Van oorsprong is het een exotische
plant. Hij hoort thuis in de vochtig warme wouden
van Noord India en de Himalaya. |
In het derde kwart van de
negentiende eeuw is hij in Europa ingevoerd, allereerst als
tuinplant. In de Biesbosch is hij in de periode 1951/57
uitgezaaid door bioloog en Biesboschkenner C.J. Verhey
(1917-1966) die destijds dacht dat het met de verspreiding
niet zo'n vaart zou lopen. Inmiddels blijkt de plant er zich
bijzonder thuis te voelen.
In de lente verschijnen daar
hele velden makkelijk te herkennen kiemplantjes. Hun
worteltjes sterven al gauw af en worden vervangen door
talrijke wortels,die zich maar heel oppervlakkig in de bodem
nestelen. Vlak daarboven komen steltwortels tevoorschijn,
die de stengel ondersteunen. Snel groeit hij omhoog, zich
alleen in de bovenste helft van de stengel vertakkend. Maar
wie let daar op?
In het oog vallen zijn prachtige bloemen, roze wit tot
wijnrode kroonbladeren, vier van hen. Een vijfde vormt een
naar onderen gebogen staartje, spoor geheten, waar diep
onderin de nectar ligt, alleen door hommels te bereiken.
Stuifmeel heeft hij ook genoeg. De vijf samenhangende
helmhokjes zijn verkleefd tot een mutsje, dat de stamper
omsluit. Een prima voorbehoedsmiddel, want de stamper kan
pas bestoven als dit mutsje is afgevallen.
En dan begint de vrucht te
rijpen. Wat daarna komt is eveneens exotisch te noemen.
Verspreiding
van zaden gaat volgens turgormechanisme, ongeduldig,
impatient dus.
Bij het rijpen van de groene sappige vrucht neemt de
spanning van het celvocht in de buitenste lagen van de
vruchtwand sterk toe. De binnenste lagen van de vruchtwand
rekken tijdens die groei moeilijk mee en bieden flinke
weerstand.
Die weefselspanning wordt tenslotte zo groot dat zelfs een
regendruppel de vruchtwand laat splijten langs meerdere
groeven. Die rolt zich dan pijlsnel naar binnen op, de
schotten tussen de wandjes worden doorgescheurd en zaden en
vruchtwand springen weg. Groot enthousiasme bij groot en
klein op Biesbosch excursie.
Noli tangere – raak mij niet
aan, zo wordt de plant ook wel genoemd.
Deze verspreidingswijze is niet zo algemeen in Nederland en
komt meestal voor bij niet lang levende planten. Voordeel
voor dit soort planten is wel dat onder gunstige
omstandigheden praktisch elk zaad kiemt. Daardoor zie je
grote aaneengesloten plekken met reuzebalsemien in de
Biesbosch.
Wat opvalt is dat gave planten
reuzebalsemien in de zomer staan naast sterk
aangevreten planten van groot hoefblad. Oorzaak is het
oxaalzuur in de balsemien, waardoor slakken hem niet lusten.
Reuzebalsemien is een prachtige
plant om naar te kijken. Waar balsemien gestaan heeft blijkt
de bodem verbeterd door zijn snelle strooiselafbraak. Zijn
functie als drachtplant voor bijen tenslotte maakt dat
imkers in de verre omtrek s’winters hun bijen niet hoeven
bij te voeren.
Hij zou volgens de Ecologische
Flora het winterse geweld van de rivier nodig hebben om zich
tussen overblijvende gewassen een blijvende plaats te
garanderen.
Wij zullen zien.
Dit is het laatste artikel in
de serie 'Het Kruidbosch'.
Biesbosch.nu dankt Marijke voor haar inzet en wenst ze veel
succes met de andere activiteiten. |