Column:
De Tukabor
Henk van de Graaf
Velen van u werken in een zogenaamde
'kantoortuin'. Voor wie deze afwerkplek voor geperste houtpulp niet kent even een korte uitleg.
De
kantoortuin
De kantoortuin (ook wel 'tuinkantoor' genoemd) is een habitat waar
de moderne mens, ver verwijderd van zijn oorspronkelijke biotoop
samenkomt. Zijn territorium bestaat uit werkhokken die door
plantenbakken in plaats van wanden van elkaar gescheiden zijn.
Planten weigeren echter in een dergelijke ruimte te groeien maar dat is geen
bezwaar. Men koopt steeds nieuwe. Ook vervangt men de planten wel
door wanden maar dan is het eigenlijk geen kantoortuin meer.
Het achtergrondgeluid van een kantoortuin bestaat, naast het malen
van de kopieermachine of het geraas van de papiervernietiger, uit
een mengeling van geruis, gebrom, gepiep, geritsel en gemurmel.
Omdat er voor het merendeel mannen werken en dit creatuur minder
gevoelig is voor vervuiling dan de vrouwelijke variant, ontstaat er
uiteindelijk een soort van 'wantoor'. Zonder schoonmaakbedrijf of
reorganisatie zou hij waarschijnlijk omkomen in zijn eigen handel.
Tot zover de tuin. Nu zijn bewoner?
De Tukabor
In evolutionair opzicht is
blijft de Tukabor (jargon voor
tuinkantoorbewoner) een uniek
geval.
Weldoorvoed, beschut, gewaardeerd en in de meeste gevallen seksueel
bevredigd, windt hij zich alleen nog op over onbenulligheden. Naast
teksten uit kranten en tijdschriften, die door collega Tukabor's zijn
vastgeplakt op kast en buro, onderscheidt hij zich alleen nog
in kleding, bedrijfswagen en beltoon. Voor de rest spiegelt hij zich
uitgebreid aan degene die het meer of minder goed doen en draagt dat
in bedekte termen uit via het roddelcircuit (ook wel wandelgangen
genoemd).
Omdat hij er de andere dag weer zit hoedt hij zich voor
conflicten en zelfs een technisch of sociaal onbenul met een
redelijk geheugen heeft nog enige aanzien omdat er elke maand
weer dezelfde vragen worden gesteld.
Tijdens het opstaan en wandelen door de kantoortuin stoot de Tukabor
een scala aan vreemde geluiden uit waaronder; teksten uit
tv-reclames, aangepaste spreekwoorden en gezegden, helikopter- en
vliegtuiggeluiden, imitaties van stripfiguren, hooliganleuzen en
zoemer- en toetergeluiden. Deze oerkreten worden ritmisch begeleid
door het knippen van de vingers of het klikken met een bic-pen.
Het grote talent van een Tukabor is echter, eenmaal gezeten in zijn
bureaustoel, urenlang een actieve werkhouding aan te nemen zonder
ook maar iets uit te voeren.
Aldus de Tukabor; een bijzonder evolutionair geval, een kuddedier
met watercloset, een toetsenist zonder noten, een grijze muis aan
een draadje, het vleesgeworden tuinameublement.
De
Kabor
Wie kan er nu
vijf dagen per week in dergelijke
omstandigheden overleven zult u misschien denken? Welnu, hier
onderscheidt de Tukabor zich van het andere kantoorvolk. Van hen die
een eigen kamer hebben; de Kabors.
Een Kabor kan, in tegenstelling tot een Tukabor (die immers in zijn
open kantoortuin zit) een deur dicht doen, gesprekken voeren zonder
dat anderen meeluisteren en zich verschuilen als hij even geen zin
meer heeft. De Kabor kortom, zit dichter bij zijn oorspronkelijke
habitat; de natuur.
Van de twee is de Tukabor het meest gedrogeerd. Het is een
weldoorvoed zoogdier, door de leider van de groep geselecteerd op
volgzaamheid, loyaliteit, empathie en emotionele intelligentie.
Kortom, een soort kruising tussen een steenuil en een schaap. En die
aarden blijkbaar best in een kantoortuin.
Maar wie van de twee is er nu beter af; de Tukabor of de Kabor?
Wel, als ooit een Neanderthaler door het kantoorraam naar binnen had
kunnen kijken en al die drukdoende kantoorholbewoners de hele dag in
hun vreemde uitdossing met velletjes geperste houtpulp zou zien
rondlopen zou hij zijn
zwaar behaarde wenkbrauwen hebben opgetrokken, zijn ruige kop geschud, een
paar vruchten van een boom hebben geplukt en na een flinke slok regenwater
zich weer gaan koesteren in de warme zon.
En wie er beter af is?
Dat is niet de Tukabor en ook niet de Kabor.
Dat is natuurlijk de Neanderthaler, maar die bestaat dan ook niet meer.
Henk van de Graaf
Papendrecht, april 2004
Reageer op dit artikel
|