Amateurarcheoloog Cees van der
Esch wroet al sinds zijn jeugd
in de bodem op zoek naar sporen
uit het verleden. Het Eiland van
Dordrecht en in het bijzonder de
Sliedrechtse Biesbosch hebben
hierbij zijn speciale aandacht.
Jarenlang deed hij verslag van
zijn opgravingen in het
tijdschrift 'Westerheem' van de landelijke
vereniging van de Archeologische
Werkgemeenschap Nederland, en het
regionale kwartaalblad 'Grondig Bekeken'
van de afdeling Lek-en Merwestreek.
In samenwerking met Biesbosch.nu
gaan we een deel van zijn werk
opnieuw publiceren. Zo krijgt u
een prachtig inkijkje in de
ontstaansgeschiedenis van de
Sliedrechtse Biesbosch; een
gebied vol tegenstrijdigheden en
met een niet mis te verstane
historie.
|
|
Dammen in de Bassekil
deel 2
(Voor
deel 1
volg deze link)
Eeuwen oud rijshout in de polder Kort-
en Lang Ambacht in de Sliedrechtse
Biesbosch
De
constructie en het gebruikte hout van de
dammen
Het stuk dam wat nog het best bestudeerd
kon worden, bevindt zich aan de
oostzijde van wat ooit de mond van de
Bassekil was in het westelijke deel van
de polder Kort- en Lang Ambacht.
Het lange spoor hout, circa 85 meter
lang, hield op aan de zijde van de
polder Stededijk in westelijke richting.
Deze zijde was door de aannemers nog
niet in een aflopende oeverzone
afgewerkt en zodoende was nog een steile
oever van puur rivierzand aanwezig. De
huidige nieuwe kilbreedte is dus veel te
smal ten opzichte van de oude kilmond,
die volgens berekening van de kaarten ±
350 meter moet zijn geweest.
Zoals bekend mag worden verondersteld,
is de aanzanding / aanwassen, duidelijk
te zien op landkaarten uit de 18de
eeuw, ze zijn later toegevoegd aan de
polders. Het houtspoor, in juni 2000
inmiddels onder water gekomen, bevatte
in de bodem dus een spoor van paalpunten
van wilg en vooral (zwarte) els van 5 –
7 jarig hout, versterkt met eiken palen
van 8 x 12 tot maximaal 10 x 15 cm dik.
Ruim een maand eerder, voor het onder
water raken van de vele uit de bodem
stekende palen hadden er prachtige
foto’s van gemaakt kunnen worden volgens
de tipgever. Alle scherp aangepunte
palen zijn in de zandbodem geslagen om
bossen rijshout, meest kruiselings
gelegd, vast te houden. In het
resterende deel in de oostelijke nieuwe
oever kon dit nauwkeurig worden
vastgesteld.
Opvallend was het vele gebruik van
elzenhout. Waarschijnlijk waren de lange
staken aan de kopse kant sterker om in
de zandbodem te worden geslagen dan het
wilgenhout. Opvallend was ook het
gebruik van mest c.q. stro tussen de
bossen rijshout, een constructie die in
vroegere eeuwen als pakwerk werd
aangeduid.
De binnenzijde van de dam, die een
totale breedte had van 6,50 meter, was
bekleed met flinke kleikluiten, de
voegen waren opgevuld geraakt
Opvallend was het vele gebruik van mest
c.q stro tussen de bossen rijshout, een
constructie die in vroege eeuwen als
pakwerk werd aangeduid. De binnenzijde
van de dam, die een totale breedte had
van 6,50 meter, was bekleed met flinke
kleikluiten, de voegen waren opgevuld
geraakt met zand. Zoals gezegd is de
bodem grof zand met kleilaagjes, hoger
in het talud had zavel de overhand.
Duidelijk was het verschil in de bodem
van de buitenzijde en de binnenzijde;
het hoger afgezette zand buiten en de
lagere ligging binnen van een zand/zavelige
bodem met iets humus. Ongetwijfeld
hebben de Dordtenaren de dam laten
aansluiten op een nog bewaard gebleven
deel van de oude dijk. Door de
landmeters steevast aangeduid als
“Reliquen van den Ouden Dijck”.
De
graafmachines in ruste boven de
blootgelegde resten van de
Bassekildam.
Copyright Cees van der Esch |
In het oorspronkelijke lagere maaiveld
aan de binnenzijde bevond zich bovendien
een dikke laag brakwaterkokkels (Cerastoderma
glaucum) en in mindere mate
zoetwaterschelpen, bekend van het hele
Eiland van Dordrecht, wat duidt op de
korte brakwaterperiode 4)
direct na de inbraak van 18 op 19
november 1421 door de berucht Sint
Elisabethsvloed!
Met het bewust laten aansluiten op een
dijkrelict had Dordrecht kennelijk toch
nog in hun achterhoofd om deze
noordelijk oude dijk, de ringdijk om de
Grote Waard zoveel mogelijk te
herstellen. Al was het alleen maar om
een zoveel mogelijk gesloten circuit te
handhaven voor het eigen belang. Dat had
veel voordelen, de rivier zou de vele
zandplaten opruimen en het verdronken
land zou verder opslibben.
De “bekrammingen” verder westwaarts
zuidelijk langs de Merwede naar
Dordrecht had hetzelfde doel. Ook verder
oostwaarts circa 150 á 200 meter, werd
bij graafwerk bossen dun rijshout en
palen ontdekt, herstel van de oude dijk
dus, waar voorheen dat wil zeggen vóór
1421 gewoond en gewerkt werd, getuige
een concentratie van vele tientallen
scherven, wat dierbotten, leder- en
ijzerwerk vanaf de 11de eeuw
tot 1421 en mogelijk kon men zich
nog wat langer handhaven 5) .
|
Kaart van Abel de Vries uit
1727. Rechtsboven de twee dammen
in de Bassekil.
Links in het midden de
bekramming in de Hoogh kille.
Links uit het midden de twee
“Reliquen van den Ouden Dijck”
Copyright kaart Nationaal
archief, Den Haag inv. 143 /
4.ZHPB4. |
Bijna aan het einde van dit schrijven
ging ik toch eens de kopieën en foto’s
van oud kaartmateriaal uit het
stadsarchief (DiEP) van Dordrecht en het
Nationaal Archief in Den Haag, die in
mijn bezit zijn, raadplegen.
Daarbij bleek dat bij de meeste
cartografen uit de 17de eeuw
de dam nog niet getekend was. Echter tot
mijn verrassing had Abel de Vries in
1727 twee dammen getekend, waarvan de
eerstgenoemde noordelijkste dam voor de
helft op een zandplaat was gelegd! Ter
hoogte van de dam-dijkaansluiting had G.
van der Hulst in 1644 de duidelijkste en
meest sprekende kaart gemaakt met
uiteraard de vermelding: Reliquen van
den Ouden Dijck. Een stuk dijklint wat
bij Abel de Vries in 1726 weer is
verdwenen op twee heuveltjes na.
De enorme zandplaten bij De Vries, die
met normaal tij boven water bleven,
werden mede mogelijk gemaakt door de
vele vissteken in de rivier, waarvan
Mattheus van Nispen een kaart
vervaardigde met steken waarachter een
zandplaat ontwikkelde. Er moest van
overheidswege steeds harder worden
opgetreden tegen overtreders. Een kaart
uit het Nationaal Archief (VTH 1909) van
omstreeks 1540 toont 21 steken in en
langs de Merwede van de Oude Wiel tot
Dordrecht, en het is geen wonder dat het
zand er achter enorm ophoopte.
|
|
Detail van een kaart (anonymus)
uit omstreeks 1540. Te zien zijn
de vele steken voor de visserij
waarachter het zand bezonk en er
ter plaatse zandbanken
ontstonden.
Uiterst rechts de ruïne van Huis
te Merwe, in het midden
Craijenstein.
Onder langs de dijk het dorp
Sliedrecht.
Copyright kaart Nationaal
archief, Den Haag inv. VTH1909 |
De tweede dam, globaal 75 meter zuidelijker
gelegd, had een veel zwakkere constructie van
alleen liggend rijshout in de lengterichting van
de dam gelegd. Dat wil zeggen, dat het echte
dunne rijshout wat in bosjes kruiselings op
elkaar was vastgezet bij de eerste dam, hier
ontbreekt. Hier zijn overal takken gebruikt van
drie en vier jaar, waar naast de wilg ook weer
voor een groot deel van de elzen gebruikt is
gemaakt. Omdat slechts zo’n 20 meter zichtbaar
was en bovendien in het oostelijke oevertalud
totaal niets meer aanwezig was, weten we van de
verdere constructie naar boven toe ook niets.
Ingeslagen palen ontbraken in de zichtbare 20
meter. Dit damfragment was circa 5 meter breed
geweest, tegenover 6,50 meter bij de eerste dam.
Wordt vervolgd
Cees van der Esch
Papendrecht, 2010
Dit
artikel is de bijgewerkte versie van het
originele artikel uit november 2001.
Het is aangevuld en/of gewijzigd in verband met
nieuwe inzichten en/of gegevens.
|