Deel 1
De geschiedenis van klooster
Eemstein
A.L.J. van den Berg en drs.
R.M.W.M. Beerens
|
|
Inleiding
Het
terrein van klooster Eemstein in
Zwijndrecht is de laatste eeuwen
weggezakt in de vergetelheid.
Ooit een plaats waar monniken
samen leefden, nu een
caravanstalling. Dit verhaal
probeert het dagelijkse leven in
het klooster te reconstrueren.
Het probeert de vondsten van
opgravingen en speurtochten van
archeologen te combineren met
geschreven bronnen en zo tot een
interpretatie te komen.
De schrijvers pretenderen echter
niet volledig zijn. Veel
vondsten zijn in de loop der
jaren verdwenen en ook veel
archeologische sporen zijn meer
niet te herleiden. Toch geeft
dit artikel een aardig beeld van
het leven in een klooster als
Eemstein. Wij hopen dat dit
artikel de eerste aanzet is tot
een grotere archeologische
publicatie van alle ooit bij
klooster Eemstein gevonden
voorwerpen.
Dit artikel
is in 2007 verschenen in het
jubileumboek Zwijndrechtse
Wetenswaardigheden deel III. Deze
publicatie betreft een volledig
herziene en aangevulde versie. |
Het
rechterdeel van de St.
Elisabethsvloed panelen geeft
een deel van de Grote- of
Zuid-Hollandse Waard weer, ca.
1490-1495.
© Rijksmuseum Amsterdam inv. nr.
SK-A-3147-B |
Het is het resultaat van een
jarenlang onderzoek naar de historie en
de archeologische vondsten van het
kloosterterrein. Dit kloosterterrein
ligt in Zwijndrecht aan de naar de
monniken genoemde Munikkensteeg. Het grenst aan het
voormalige riviertje de Devel.
De
inleiding over de historie en de
levensgewoonten in het klooster is
geschreven door Renate Beerens. Van 1992
tot en met 1997 heeft zij
kunstgeschiedenis gestudeerd aan de
Radboud Universiteit (voorheen
Katholieke Universiteit van Nijmegen),
met als afstudeerscriptie ‘Klooster
Eemstein te Zwijndrecht, historisch en
cultuurhistorisch benaderd’. Deze
scriptie is onder andere als bron
gebruikt voor dit project.
Het
archeologische deel is geschreven door
Alexandre van den Berg. Hij is van jongs
af aan geïnteresseerd in geschiedenis en
archeologie. De laatste 15 jaar is hij
zeer actief binnen de Zwijndrechtse
Waard als amateur-historicus en
amateur-archeoloog, waaronder de
opgravingen in 2005 bij kasteel
Develstein.
De
geschiedenis van klooster Eemstein (deel
1)
De
stichting
Op 4 juli
1377
(1)
werd door de landheer hertog Albrecht
van Beieren aan het echtpaar Reinout Minnenbode en Sofia Ghiessen toestemming
gegeven om een kerk en klooster te
stichten op het landgoed Eemstein in de
parochie Eemkerk in de Grote Waard. De
stichting werd bekrachtigd door de
Utrechtse bisschop Floris van
Wevelichoven in een oorkonde gedateerd
13 mei 1382.
(2)
Het augustijnenklooster bood onderdak
aan dertien reguliere kanunniken onder
leiding van een proost en werd gewijd
aan de Verlosser. In de wandelgangen
werd het Eemstein
(3)
genoemd, waarschijnlijk omdat er het
riviertje de Eem voorbij liep.
(4)
Het
tweede klooster Eemstein
Het
klooster werd ‘rijkelijk begiftigd'
(5)
door het echtpaar en bijna 40 jaar lang
heeft het mogen bloeien, totdat in 1421
de Sint Elizabethsvloed een einde maakte
aan dit ‘…zoo deftig en voortreffelijk
een Klooster…’.
(6)
Onder leiding van prior Jan van Asperen
werd klooster Eemstein op 19 november
1430 opnieuw gebouwd in Kijfhoek,
gelegen in de Zwijndrechtse Waard. Het
klooster bleef zijn naam behouden, maar
hiermee houdt de gelijkenis verder op.
Dit nieuwe klooster werd namelijk in een
meer sobere vorm uitgevoerd; het werd
opgebouwd met bouwmaterialen, restanten
en bouwornamenten van de parochiekerk
van het verzonken dorp Eemkerk. De bron
van inkomsten was landbouw. Veel leverde
dat niet op; als gevolg van een
overstroming na de bedijking, eind
vijftiende eeuw, was het land de eerste
vijf á zes jaar onvruchtbaar en het
duurde lang eer investeringen iets
gingen opleveren.
(7) De kloosterlingen bleven arm, ondanks
al hun inspanningen.
(8)
Dit kwam niet alleen omdat ze zo veel
leden van het water, maar ook door de
oorlog. Kloosters werden niet langer
ontzien van het betalen van belastingen
en moesten hiervoor nu ook hun bijdrage
leveren. Daarnaast werd er geld
uitgegeven om de afgebrande molen van
het klooster te herbouwen en de schuur
op te knappen.
(9)
Verder was het personeelsbestand niet
klein (19 priesters, 26 leken en 15
huurknechts in 1516.
(10)
Dit
houdt in dat klooster Eemstein tot de
grotere kloosters in de Noordelijk
Nederlanden behoorde. Er was toen
namelijk sprake van een ernstige
teruggang in betekenis en omvang van
veel kloosters.
(11)
Het
einde van klooster Eemstein
Het
klooster bestond tot het jaar 1572.
(12)
In dat jaar verlieten de kloosterlingen
hun convent, op de vlucht voor het
oorlogsvuur van de geuzen en de Spaanse
troepen. Op 14 juni
(13)
staken de watergeuzen het klooster in
brand. Zelfs van de fundamenten bleef
niets meer over.
(14)
Behalve
Eemstein vielen talloze andere Hollandse
en Zeeuwse kloosters aan
oorlogshandelingen ten prooi. De
kloosterlingen van Eemstein weken uit
naar Brabantse kloosters
(15)
en kloosters in Dordrecht, Utrecht,
Zaltbommel, Herenthals, Leuven,
Groenendaal, Corsendonck, Zevenborren
bij Brussel en Melle bij Gent.
(16)
Dit waren kloosters die, evenals
klooster Eemstein, onder het kapittel
van Windesheim ressorteerden.
(17)
De
bezittingen van het verwoeste klooster
Eemstein werden door het geestelijk
kantoor te Delft beheerd en ten gunste
van de gereformeerde kerk verbeurd
verklaard. Dat betekende nog niet het
einde van het klooster: het bleef tot in
de zeventiende eeuw voortbestaan, zij
het op papier.
(18)
Wanneer het klooster precies is
opgeheven is niet bekend.
(19)
Wel is bekend dat Willem de Lange in
1610 de laatste prior was. Deze eer had
hij uitsluitend te danken aan het feit
dat hij de enige nog levende
kloosterling was.
(20)
Klooster
Eemstein en de kloosterhervorming
In de
vijftiende eeuw werden er in de
Noordelijke Nederlanden veel nieuwe
kloosters gesticht. Het kloosterwezen
bereikte toen zijn hoogtepunt. Er was
toen de beweging van de ‘vernieuwde
innerlijkheid’; er bestond een opleving
van de oorspronkelijke doelstellingen
van het kloosterleven. Bij de
verbreiding hiervan was klooster
Eemstein een belangrijke schakel.
Initiator
van deze kloosterhervorming was Jan van
Ruusbroec (1293-1381). Hij had zich met
een aantal medepriesters teruggetrokken
in het augustijnenklooster Groenendaal,
gelegen in het Zoniënwoud bij Brussel,
om de verdorven wereld de rug toe te
keren en zich geheel over te geven aan
de dienst van God. Er was zijns inziens
in de meeste kloosters niet veel meer
over van het gemeenschapsleven. Onder de
leken zou er onzekerheid in het geloof
heersen, omdat de levensstijl van de
geestelijken veel te wensen overliet.
Ketterijen en sekten konden, meende men,
in zulk klimaat gemakkelijk gedijen. In
1402 vormde klooster Groenendaal met nog
zes verwante kloosters in het hertogdom
Brabant een vereniging: kapittel
(21)
van Groenendaal genoemd.
(22)
In 1412 trad dit in zijn geheel toe tot
het grotere kapittel van Windesheim. Van
Ruusbroec dankte zijn bekendheid aan
zijn mystieke geschriften. Hij hekelde
de kwalen van zijn tijd, de bedenkelijke
levenswandel van pausen en bisschoppen,
de jacht op prebenden, het concubinaat
van priesters, de verburgerlijking van
het kloosterleven en de gevaarlijke
theorieën van de vrijgeesterij.
(23) |
|
Jan
van Ruusbroec (1293 – 1381)
Maker onbekend.
Bron: Wikipedia. |
De keuze voor de regel van Augustinus
paste in het denkbeeld van Jan van
Ruusbroec en zijn volgelingen. Deze
regel bood namelijk veel ruimte voor een
eigen inbreng. Godfried van Wevel, een
leerling van Jan van Ruusbroec en
regulier te Groenendaal, kwam in 1380 of
1382 klooster Eemstein in het
geestelijke leven onderrichten.
(24)
(25)
Klooster Eemstein werd hiermee het
eerste klooster in de Noordelijke
Nederlanden waar men volgens de idealen
van Van Ruusbroec samenleefde.
(26)
Het was op dezelfde wijze als klooster
Groenendaal georganiseerd. Tussen de
twee kloosters bestonden goede
betrekkingen: zo noteerde men, naast de
eigen doden in de dodenlijst, ook
elkaars doden. Op beide plaatsen kon dan
voor het zielenheil van de overledenen
worden gebeden. Ook profiteerden beide
kloosters van elkaars gebeden en
boetedoeningen, hetgeen blijkt uit de
litterae fraternitatis (brieven van
broederschap).
(27)
Jan van Schoonhoven, die sinds 1377 in
klooster Groenendaal verbleef, heeft op
de vorming van de aankomende
kloosterlingen in klooster Eemstein een
belangrijke invloed uitgeoefend. Hij
schreef brieven, onder andere ter
instructie van de Eemsteinse novicen,
naar het klooster.
(28)
Deze brieven, meer dan twintig, vonden
een grote verspreiding onder de moderne
devoten en werden vaak aan traktaten,
preken of devotionele teksten toegevoegd.
(29)
Naast deze
Brabantse mystiek van Jan van Ruusbroec
en zijn school, bestond er in de laatste
decennia van de veertiende eeuw in de
Noordelijke Nederlanden de moderne
devotie. Aan de oorsprong van deze
beweging van ‘vernieuwde innerlijkheid’
staat geestelijk leidsman Geert Grote
(1340-1384).
Einde
deel 1
Noten
(u kunt door te klikken op de
cijfers automatisch naar boven en
beneden in de tekst)
reageer op dit artikel |