De geschiedenis van
een estuarium
(Deel 3)
Ies Zonneveld
(Over het
zoetwatergetijdengebied, zoetwatergetijdenvolken,
klepduikers en de bakermat van de Hollandse cultuur
van polderjongens
en handelaren) |
Inleiding
Zijn bijnaam
'Ies van de Bies' is ergens in de tijd verzonnen door wijlen
Prof. dr. Victor
Westhoff (een gezaghebbend plantkundige).
En die naam dekt aardig de lading.
Ies Zonneveld, inmiddels 83 jaar oud, is een begrip in
Biesboschkringen. Vijftig
jaar lang struinde hij als landschapsecoloog door de Biesbosch en bracht
het proces van ‘opgorzen en aanwassen’ in kaart.
Hij
publiceerde in tijdschriften en schreef boeken die
een belangrijke bijdrage zouden leveren aan het
kennisniveau van zoetwatergetijdengebieden.
Jacques
van der Neut (boswachter in de Biesbosch) kreeg exclusief voor
Biesbosch.nu een serie artikelen over de ontstaansgeschiedenis van
het estuarium. Hierin doet Zonneveld een aantal pittige
uitspraken over falend waterbeheer in ons land en een
schrijnend gebrek aan historisch besef bij zowel bevolking
als deskundigen.
|
De geschiedenis van
een estuarium
Deel 3: De
IJzertijd
(en de uitvinding van de sleutel van de
Nederlandse beschaving) |
Uit oudheidkundig
onderzoek blijkt dat in de omstreken van waar nu
Vlaardingen ligt, nabij het centrum van het
toenmalige zoetwatergetijdengebied, vanaf vijf
eeuwen voor de jaartelling inmiddels een vrij
dicht bevolking woonden, samen met vee(runderen)
en in vele boerderijen. (Van den Broeke 1996
en De Ridder 1999 en Brinkkemper & De Ridder
2001).
Ze leefden in een open landschap met een kleiige
bodem, verder van de rivier met
veenondergrond. Ze draineerden het land met
gegraven greppels en sloten en beperkten de
overstromingen en bevorderden de ontsluiting
door getijdengeulen af te dammen.
Ongeveer en eeuw voor de jaartelling, net voor
de Romeinen ons land bezetten, deden die nieuwe
Vlaardingers een cruciale uitvinding waarop
Holland als cultuur verschijnsel en als natie is
gebaseerd: tot op de huidige dag wordt deze
geniale uitvinding toegepast bij het ontwateren
van getijdengebieden.
Het is een buis met aan het benedeneind een klep
die bij opkomende vloed het water verhindert
binnen te komen maar bij eb het water vrij naar
buiten laat passeren.
Die buizen zijn aangelegd in een dam, die een
getijdenkreek afsluit: de klepduiker.
De eerste sluis. (De Ridder 1999, 2003, 2005).
|
De eerste klepduiker die werd gevonden bestond
uit twee in elkaar gepaste holle boomstammen (Es
en Els) met een houten klep, scharnierend via
een bij het kappen uitgespaard uitsteeksel. Ook
zijn er voorbeelden gevonden waarbij de buis
bestond uit twee hergebruikte kano’s die op
elkaar waren gebonden.
Uit plantenresten in de omgeving bleek dat het
inderdaad om zoetwatergetijdengrond gaat.
Er is geen verschil in werking en constructie
met de huidige duikers zoals die voor 1970 bij
de honderden in de Biesbosch en nog steeds langs
de Oude maas en Merwede het landschap beheerste
via de drainage van grienden en in wat grotere
maten voor polders. Alleen zijn die niet meer
van holle boomstammen maar van houtenplanken,
later ijzeren of plastic pijpen, gemaakt. Toen
men de dam zo hoog maakte en doortrok over het
land als kade die voorkomt dat het land bij
vloed overstroomt, ontstond de (bij uitstek
Hollandse) polder.
Met recht kan de klepduiker dus de SLEUTEL VAN
DE NEDERLANDSE BESCHAVING worden genoemd (Zie
Zonneveld 1960).
Het stelde de Nederlanders in staat om anderhalf
millennium voor windmolens water uit bedijkt
land konden opmalen, getijden afzettingen twee
maal per etmaal bij eb te draineren en zo de
culturele ontwikkeling via landbouw in gang te
zetten.
Rond Vlaardingen en verder oostelijk blijkt dan
ook dat de boeren van het zoetegetijdengebied
ruim een eeuw na het begin van de jaartelling,
naast veehouderij dankzij de betere drainage
mogelijkheden, ook akkerbouw konden beoefenen
zonder echte dijken.
|
|
|
Vondsten van ploegspoeren en resten van graan (gerst, tarwe
en lijnzaad) in de tweede en derde eeuw wijzen daarop. Van
hoge echt waterkerende dijken was nog geen sprake; de
klepduiker hielp ongetwijfeld samen met relatief lage kaden,
gedurende het groeiseizoen het moeraskarakter te temperen.
Dat zonder waterkerende dijken het land toch van
tijd tot tijd kon overstromen is in een
zoetwatergetijdengebied minder een belemmering voor de
akkerbouw dan in zilte gebieden waar elke overstroming
schadelijk is voor grond en gewas en waar dus alleen
veeteelt op basis van zouttolerante grassen mogelijk is.
Zo werden de 'IJzertijd-Vlaardingers', op de
overgang naar historische tijden en vóór de Romeinen met hun
hoogwaardige technologie arriveerden, de pioniers van de
Nederlandse poldergeschiedenis. Zelfs als het
'Ventielprincipe', waarop de werking van de klepduiker
neerkomt, van de Romeinen zou zijn afgekeken (de Romeinen
pasten 'terugslagventielen' toe in hun aquaducten) zijn het
de Vlaardingers die het voor het eerst toepasten in de
drainage van getijdenland.
De grote sprong voorwaarts naar Nederland
polderland echter liet nog op zich wachten. Natuur (klimaat
verslechtering), de politiek (het uiteenvallen van het
Romeinse rijk) en de roerige turbulentie in de mensenwereld
(volksverhuizingen) vertraagden de ontwikkeling van de lage
landen.
Tussen
de jaren 300 en 800/900 n/chr. zijn fysische sporen van
ontwikkeling schaars.
Historische bronnen vermelde enkele grote
stormvloed catastrofes. De geologisch opbouw verraadt dat er
intensieve transgressieactiviteit heerst als gevolg van
zowel klimaat als ook de invloed van de mens die door zijn
drainageactiviteit de bodem deed inklinken waardoor die een
gemakkelijker prooi werd van de rijzende zeespiegel.
Ten zuiden van het Helinium, waar minder
riviersediment werd aangevoerd, sloegen grote stukken weg
van het 'Hollandveen' dat daar van af 3000 voor, tot kort na
begin van de jaartelling (gedurende het Sub-Boreaal en vroeg
Sub-Atlanticum) met locale onderbrekingen, intensief was
ontwikkeld. Er ontstond een archipel van met klei bedekte
veeneilanden. De Schelde verlegde zijn mond verder naar het
Zuiden; eerst de Oosterschelde later de Westerschelde, die
veel later zelfs geheel gescheiden van Rijn en Maas,
exclusief Schelde water zou gaan afvoeren. Wordt vervolgd...
|
Tekst: Ies Zonneveld.
Foto's Jacques van der Neut en Henk van de Graaf |
|
|