Deel 3
De geschiedenis van klooster
Eemstein
A.L.J. van den Berg en drs.
R.M.W.M. Beerens
|
|
Inleiding
Het
terrein van klooster Eemstein in
Zwijndrecht is de laatste eeuwen
weggezakt in de vergetelheid.
Ooit een plaats waar monniken
samen leefden, nu een
caravanstalling. Dit verhaal
probeert het dagelijkse leven in
het klooster te reconstrueren.
Het probeert de vondsten van
opgravingen en speurtochten van
archeologen te combineren met
geschreven bronnen en zo tot een
interpretatie te komen.
De schrijvers pretenderen echter
niet volledig zijn. Veel
vondsten zijn in de loop der
jaren verdwenen en ook veel
archeologische sporen zijn meer
niet te herleiden. Toch geeft
dit artikel een aardig beeld van
het leven in een klooster als
Eemstein. Wij hopen dat dit
artikel de eerste aanzet is tot
een grotere archeologische
publicatie van alle ooit bij
klooster Eemstein gevonden
voorwerpen.
Dit artikel
is in 2007 verschenen in het
jubileumboek Zwijndrechtse
Wetenswaardigheden deel III. Deze
publicatie betreft een volledig
herziene en aangevulde versie. |
Het
rechterdeel van de St.
Elisabethsvloed panelen geeft
een deel van de Grote- of
Zuid-Hollandse Waard weer, ca.
1490-1495.
© Rijksmuseum Amsterdam inv. nr.
SK-A-3147-B |
De
geschiedenis van klooster Eemstein (deel
3)
Klik hier voor deel 1 in deze serie
klik hier voor deel 2 in deze serie
Klooster Eemstein en de Regel van
Augustinus
In
een oorkonde gedateerd 13 mei
1382[1]
bekrachtigde de Utrechtse
bisschop Floris van Wevelichoven
de stichting van een kerk en een
klooster op het landgoed
Eemstein, dat onderdak zou
bieden aan dertien reguliere
kanuniken van Sint Augustinus
onder leiding van een proost.
Wie was deze Augustinus?
Wat hield zijn werk in? En
vooral, hoe werden zijn regels
nageleefd in klooster Eemstein?
Voordat, verderop in dit
schrijven - op de geschiedenis
van klooster Eemstein wordt
ingegaan - zal eerst antwoord
worden gegeven op deze vragen.
In het jaar 397 stelde
Augustinus voor zijn gemeenschap
van clerici zijn regels, het
Praeceptum, samen. Dit was
een reeks voorschriften
betreffende de kernvragen van
het gezamenlijke leven: waarop
is dat leven gericht? Hoe moet
je met elkaar en elkaars
zwakheden omgaan? Wat mag van de
leiding worden verwacht? Het
Praeceptum werd nog tijdens
Augustinus’ leven aangevuld en
gecombineerd met enkele teksten
over de praktijk van het
kloosterleven (Orde
Monasterii en Obiurgatio). |
|
Augustinus van Hippo 354 - 430 |
Wie was
Augustinus?
Aurelius
Augustinus leefde van 354 tot 430. Hij
werd geboren en stierf in de toenmalige
gekerstende West-Romeinse provincie
Afrika, het tegenwoordige
Noordoost-Algerije en Noord-Tunesië.
Daar kwam hij in het provinciestadje
Thagaste (het tegenwoordige Souk-Ahras)
ter wereld als zoon van een heidense
vader en een vrome christelijke moeder.
Hij overleed in Hippo Regius (het
tegenwoordige Annaba), waar hij van 395
tot zijn dood bisschop was.
Op
21-jarige leeftijd werd hij leraar in
zijn geboorteplaats en het jaar daarop
vestigde hij zich in Carthago als leraar
in de retorica. Zo omstreeks het jaar
383 verhuisde hij naar Rome en een jaar
later werd hij benoemd tot hoogleraar
retorica aan de universiteit van Milaan.[2]
Nog voor zijn bekering tot het
christendom vormde Augustinus een kring
om zich heen in een landhuis in
Casiciacum, ten noordoosten van Milaan.
Het doel van het verblijf daar vereiste
eenzaamheid en die vond men buiten de
stad.[3]
In 386 vervolgens bekeerde hij zich tot
het christendom en werd in 387 door
Ambrosius, de bisschop van Milaan,
gedoopt. Hierna keerde hij terug naar
zijn geboorteplaats in Afrika.[4]
Hier vormde Augustinus zijn tweede
kring. Het doel van deze, kleine,
gemeenschap was studie en meditatie.[5]
In 391 werd Augustinus half tegen zijn
wil tot priester en vier jaar later tot
medebisschop (met het recht van
opvolging van de bisschop van Hippo
Regius) gewijd.[6]
Van 395 tot zijn dood in 430 was hij
bisschop van de kerk van Hippo Regius.
Daar ontstond de derde gemeenschap, een
monastieke.[7]
In zijn functie van bisschop bleef
Augustinus een sober kloosterleven
leiden in zijn bisschoppelijke woning.
Ongeveer met het ontstaan van de derde
gemeenschap ontstond het kloosterleven
in de Egyptische woestijn.[8]
Hoofdkenmerk van dat leven was de
beoefening van de ascese. Men wilde het
kwaad in zichzelf bestrijden om zo tot
innerlijke zuiverheid te komen en dat
deed men op een uiterst strenge wijze.
Augustinus stierf in 430 tijdens het
beleg van en vlak voor de inname van
Hippo door de Vandalen.[9]
De Regel
van Augustinus (Praeceptum)
[10]
samengevat
Regel 1.
Eendracht: woon eensgezind in uw huis en
wees één van ziel en één van hart op weg
naar God; noem niets uw eigendom, maar
laat alles voor u gemeenschappelijk
bezit zijn; leef allemaal eensgezind en
in harmonie, en eer God in elkaar.
Regel II.
Gebed: wijdt u trouw aan het gebed op de
daarvoor aangewezen uren en tijden;
individueel bidden behoort tot de
mogelijkheid; wat uw stem uitdraagt,
moet in uw hart omgaan; houdt u aan de
praktische richtlijnen voor het zingen
van psalmen en hymnen.
Regel III:
Verzorging: vast en onthoudt u van eten
en drinken, zoveel als uw gezondheid
toelaat; luister naar de voorlezing
onder de maaltijd; verschil in
behandeling respecteren; zorg voor de
zieken.
Regel IV.
Gedrag: geef geen aanstoot door uw
kledingdracht; het is principieel
verkeerd de andere sekse te begeren of
door hen begeerd te willen worden; draag
de gezamenlijke verantwoordelijkheid
voor elkaars fouten.
Regel V. Gezamenlijke zorg:
zoals u zich voedt uit één
voorraadkamer, zo kleedt u zich
uit één garderobe; al uw werk
gebeurt in het gemeenschappelijk
belang, en wel met groter inzet
en meer energie dan wanneer
ieder van u zijn eigen dingen
zou doen ten bate van zichzelf;
er mag zich in de ziel geen vuil
ophopen door een overdreven
verlangen naar schone kleren;
wassen van het lichaam mag niet
geweigerd worden als de
gezondheid dat vereist, maar men
mag het niet doen als men er zin
in heeft terwijl het nergens
goed voor is; bezoekt het
badhuis nooit met minder dan
twee of drie man; de ziekenzorg
wordt toevertrouwd aan één man;
wanneer het mensen ontbreekt aan
de benodigde kledingstukken of
schoenen en zij daarom
verzoeken, krijgen zij die van
de verantwoordelijken zonder
uitstel verstrekt.
Regel VI. Conflicten: maak in
het geheel geen ruzie of
beëindig ruzies zo snel
mogelijk; schenk elkaar
wederzijds vergiffenis; houdt u
aan de regels voor de houding
tegenover minderjarigen in het
klooster. |
|
De regels van Augustinus |
Regel VII.
Leiding: de overste wordt gehoorzaamd
als een vader; de taak van de overste is
het dienen in liefde, het voorbeeld
geven in goede werken, leidinggeven;
gehoorzaam aan uzelf en aan de overste.
Regel VIII.
Deze Regel: wees een liefhebber van
geestelijke schoonheid; constateer dat u
doet wat in deze regels staat. Daarom
wordt dit boekje u eens in de week
voorgelezen.
Hoe
werden de regels toegepast in klooster
Eemstein?
Op het
moment dat de kloosterlingen toetraden,
moesten ze afstand doen van al hun
bezittingen, die dan uiteraard ten goede
kwamen aan het klooster. Donaten moesten
daarbij aanzienlijk meer inleveren dan
bijvoorbeeld de leek. Donaten gaven al
hun bezittingen aan het klooster en
werden hiervoor levenslang onderhouden,
zonder de kloostergelofte af te leggen.
De leek legde wel de gelofte van
gehoorzaamheid af en op dat moment
moest hij afstand doen van al zijn
bezittingen. Er werd een strenge
rangorde in het klooster gehandhaafd;
hoe hoger men op de ladder stond, des te
zwaarder waren de eisen die aan de
desbetreffende werd gesteld.
De
lekenbroeders, op de huurknechten na de
laagsten in rang en met veel religieuze
verplichtingen, moesten elke veertien
dagen voor de voltallige
kloostergemeenschap al hun grote en
kleine zonden opbiechten om vervolgens
in het openbaar vernederd en gestraft te
worden. Een andere verplichting was het
bijwonen van de dagelijkse gebeden.
Verder
moesten de lekenbroeders even vaak
vasten als de kanunniken. Normaal kreeg
men na de kerkdienst van tien uur ’s
ochtends de eerste maaltijd, dat was het
middagmaal. Was het vastentijd dan at
men een uur later. Per jaar werd er zo’n
zeventien tot achttien maal gevast. Er
was dan geen avondeten, alleen verdund
bier. In de gevallen dat men wel at,
werd er tijdens de maaltijd voorgelezen.
Aanvankelijk mocht de voorlezer zelf
niet eten, later versoepelde men deze
regel en werd het de voorlezer
toegestaan vooraf iets te nuttigen.
Om de kans
te verminderen dat de kloosterlingen van
Eemstein zondigden ofwel seksuele
gedachten kregen, vonden er vijf maal
per jaar aderlatingen plaats. Dit
gebeurde door middel van bloedzuigers.
|
Monnik aan het werk in het
scriptorium |
Het
gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor
elkaars fouten ging in klooster Eemstein
wel erg ver: iedere vrijdag vond er een
schuldkapittel plaats, waarbij alle
kanunniken aanwezig waren, en somde men
de eigen zonden op. Anderen konden daar
nog het nodige aan toevoegen. Hierna
wierp de zondaar zich aan de voeten van
de prior en vroeg om genade. De soort
straf die de zondaar kreeg opgelegd was
afhankelijk van de ernst van het
vergrijp. Iedereen kwam aan de beurt;
novieten, lekenbroeders en kanunniken,
en in deze volgorde. Alleen de prior
verzweeg zijn schuld. Hij werd alleen
bij bijzondere gelegenheden aan de tand
gevoeld. Op roddel over hetgeen zich
tijdens het schuldkapittel afspeelde,
stonden zeer strenge straffen.
Een
overdreven verlangen naar schone kleren
werd in de kiem gesmoord; ’s zomers en
’s winters, dag en nacht, droeg men
dezelfde dikke pij. De onderkleding werd
’s zomers eens in de vier weken en ’s
winters eens in de acht weken
verschoond.
De novieten
moesten op de dag van hun intreding voor
de bisschop de gelofte afleggen en
ontvingen van hem de hogere wijding. Dit
betekende dat zij voortaan het
geestelijke nastreefden en niet meer het
stoffelijke. Men leefde enkel en alleen
voor God en zijn eigen wil telde niet
meer mee.
Uit
bovenstaande kan men opmaken dat het
leven in klooster Eemstein zowel mentaal
als fysiek erg zwaar was. Dit had tot
doel om al het lichamelijke en al het
individuele te laten versterven. De ziel
die zat opgesloten in de kerker van het
lichaam, trachtte men te bevrijden,
waardoor voor de ziel de weg naar de
hemel open zou staan.[11]
Afbeeldingen
Afb. 1 Augustinus van
Hippo (354 – 430)
Maker onbekend. Bron:
Württembergische
Landesbibliothek.
Afb. 2 Afbeelding van
de eerste pagina van de
Regel van Augustinus
Afschrift uit 1431
gemaakt in een onbekend
klooster. Bron:
Universiteit van
Villanova.
afb. 3 Monnik aan het
werk in het scriptorium
Maker onbekend.
Bron:
www.Fromoldbooks.org
d.d. 21-01-2007.
Einde
deel 3
reageer op dit artikel |