Biezen
pakken
De
laatste oogst van biezensnijder Frans van Dijk
Jacques van der Neut
Langs
de oevers van de Oude Maas pakte Frans van Dijk (1944) uit
Puttershoek jaarlijks zijn biezen.
Al meer dan dertig jaar. Niet als ambachtelijke hobby, maar voor de
handel.
De laatste jaren draaiden zijn zoons Ron en Willem volop in het
biezenbedrijf mee. Maar milieuwetgeving dwong de mannen hun ambacht
op te geven. Afscheid van een wereld die draaide om sluiken, wissen,
stuiken, mikken en verbroeien.
Met een flinke vaart zoef ik in een
polyesterboot over de golven van de Oude Maas, een van de weinige
rivieren waar de getijden nog ongestoord hun werking uitoefenen. In
een vast ritme vloeit de rivier elke dag, tweemaal van hoog naar
laag en laag naar hoog, een verschil overbruggend van ongeveer 1.20
meter. Op de door zoet water overstroomde oevers ontstaat een bodem
waar de Scirpus lacustris zich thuis voelt, een telg uit de
familie der Cypergrassen die bij ons beter bekend staat als de
mattenbies.
De ‘zoete bies’, zoals hij ook wordt genoemd, heeft een soepele
structuur en kan tot drie meter hoog worden. Als ik de rivier
verlaat en een doolhof van kronkelende kreken tegemoet vaar, wenken
ze me als sirenen dichterbij, naar de gorzen waar ze met zovelen
zijn. Een uit de groene zee oprijzende aak voorkomt een lange
dwaaltocht; het is de volledig door biezen omsloten aak van een der
laatste professionele biezensnijders van ons land.
Uitvloeien
“We
hebben niet altijd gelegenheid voor een praatje” waarschuwt zoon Ron
(1969) direct na het handen schudden. “Als we hier zijn, gaat het
eigenlijk maar om één ding. Zo veel mogelijk biezen snijden tot het
opkomende tij ons het werken onmogelijk maakt of, totdat we er
uitvloeien, zoals we dat noemen.
In de roef van de aak liggen regenpakken, lege flessen, lieslaarzen,
bundels touw en gereedschap. Vader Frans pakt een sikkelvormig mes
met een houten handvat beet. “Hier snijden we de biezen mee” vertelt
hij. “Met een versleten riethaak. Gewoonlijk gebruik je een
riethaak, het woord zegt het al, om riet mee te snijden. Op den duur
slijt zo’n ding. Voor riet is het mes dan te licht, maar juist weer
erg geschikt om biezen mee te snijden”. De mannen schieten hun
lieslaarzen aan en stappen het biezengors op, zoals het drassige,
buitendijks liggende land in vakjargon heet.
Sluiken en stuiken
Riethaken
zwiepen heen en weer. Bij het snijden omarmen de mannen een zojuist
gesneden hoeveelheid biezen (een ‘wis’), waarna ze die vervolgens
heen en weer slingeren (‘sluiken’) om eventueel onkruid of korte
biezen te verwijderen. Hierbij slaan ze de biezen beurtelings tegen
de knieën. Zodra er een wis gesneden is, wordt die op het biezengors
in een gaffelvormige stok (‘mik’) gezet. Om de onderkant van een wis
gelijk te krijgen, stoten (‘stuiken’) de mannen er een paar keer mee
op een stuikbord, een houten bord dat ze speciaal hiervoor
meeslepen. Twee wissen vormen samen een bos. “Vroeger maakten we
bosjes van één kilo, maar dat was heel bewerkelijk” legt Frans uit
terwijl hij zijn zoveelste bos biezen opbindt. “Tegenwoordig maken
we pakken of bundels van vijftien kilo. Qua gewicht geven we
speciaal voor de stoelenbiezen een kilo toe. Van die vijftien kilo
blijft nog maar twee ons over. Biezen drogen enorm uit”.
Koedood
Een
paar dagen later zoek ik de biezensnijders weer op. Niet op het
biezengors, maar in de Koedood, een haventje langs de Oude Maas waar
zij al jaren hun biezen lossen. Als ik kom aanlopen, liggen de aken
van de biezenfamilie al afgemeerd. Met een tractor rijden de broers
de inmiddels vol geladen aanhanger naar de biezenwei, een stuk
grasland in de omgeving waar de biezen worden gedroogd. Hiertoe
worden de bossen vast gemaakt (‘opgezet’) aan de stelling; een
stellage van palen met daartussen gespannen draden. Samen met Frans
loop ik langs de met touw gebonden bossen. Er staan er duizenden,
als soldaten in strak gelid. “Voor het opbinden van een bos,
gebruikten we in het verleden van biezen gemaakte banden” vertelt Frans. “Daar ging wel vierhonderd kilo aan op. Tegenwoordig
gebruiken we touw, niet alleen om biezen te besparen maar ook omdat
het opbinden twee keer zo snel gaat”.
Kuipersbiezen
Als
de biezen droog zijn, volgt de laatste fase. Het sorteren. Een klus
die ongeveer drie tot vier maanden in beslag neemt. De fijne biezen
gaan naar de stoelenmatter die ze verwerkt in de zittingen. De
grovere biezen, vanaf zo’n acht millimeter, gaan weg als
‘kuipersbiezen’ en worden gebruikt bij het afdichten van whisky- en
wijnvaten. Een bies die nat wordt, zet namelijk uit en vult zodoende
de kieren en spleten. In de loods nemen de mannen de tijd om een
‘bakkie te doen’.
“Jongens, dit was het dan” zegt Frans. Er valt een stilte. “Einde
verhaal pa” zegt zoon Ron. “Waarom moet de overheid zonodig die
ganzen beschermen? Laat ze ons beschermen!” Frans neemt een slok en
zegt “Dat is het hele punt. Er komen steeds meer overzomerende
grauwe ganzen op ons gors. De pest is dat die beesten onze biezen
opvreten. Maar wij mogen niets tegen de vogels ondernemen. Ze zijn
beschermd verklaard. Het is over. We gaan in de bouw werken”. Zijn
zoons knikken instemmend. En zo viel het doek een paar jaar geleden
voor het laatste, commerciële biezenbedrijf in het
benedenrivierengebied.
|