Amateurarcheoloog Cees van der
Esch wroet al sinds zijn jeugd
in de bodem op zoek naar sporen
uit het verleden. Zijn
opgravingen in polder Nieuwland,
vroeger een buitendijks
gelegen polder tussen
Papendrecht en Alblasserdam
hebben een schat aan informatie
gegeven over de eerste
ontginningen langs de rivier de
Merwede. De resultaten van zijn
onderzoek in polder Nieuwland
kunnen model staan voor wat er
in het Hollandse
moeras/veengebied (en dan met
name langs de rivieren) aan
ontginningsactiviteit werden
uitgevoerd.
Jarenlang deed hij verslag van
zijn opgravingen in het
tijdschrift 'Westerheem' van de landelijke
vereniging van de Archeologische
Werkgemeenschap Nederland, en het
regionale kwartaalblad 'Grondig Bekeken'
van de afdeling Lek-en Merwestreek.
In samenwerking met Biesbosch.nu
gaan we een deel van zijn werk
opnieuw publiceren. Zo krijgt u
een prachtig inkijkje in de
ontstaansgeschiedenis van een
deel van de Hollandse delta in de
ontginningsperiode.
|
|
Het Nieuwland
grondig bekeken, bewoning en ontginning
Gravende boeren in het buitengebied tussen
Alblasserdam en
Papendrecht in de Middeleeuwen.
Cees van der Esch
Deel 1
Inleiding
Tussen Papendrecht en Alblasserdam ligt de
polder Het Nieuwland, ingeklemd tussen de rivier
de Noord en de Hoogendijk, die hier een
opvallende bocht landinwaarts maakt. De
gemeentegrens liep er vroeger middendoor,
tegenwoordig maakt Papendrecht er een kleiner
deel van uit.
Aan het meest oostelijke punt van deze 65
hectare grote buitenpolder ligt binnendijks het
Moordhoekse -, ook wel genoemd; het Noordhoekse
wiel, één van de vele getuigen van de verloren
strijd tegen het opdringende water vanuit de
Noord in de 15e en 16e eeuw.
Uit 16de
en 17de eeuwse archieven is
bekend dat er een lange traditie heeft
bestaan om uit deze polder aarde te
halen voor dijkversterkingen in de
regio.
In de 20e eeuw werd de polder
voornamelijk gebruikt voor de landbouw,
terwijl het noordoostelijke gedeelte op
de Militaire kaart van 1858 nog staat
aangegeven als griendland met een
eendenkooi.
Noordelijk van Het Nieuwland ligt de
volgebouwde Vinkenpolder met daarin de
Oud-Alblas stroomrug, waarop in het
verleden door AWN en ROB talrijke
nederzettingsterreinen uit de Romeinse
tijd zijn ontdekt en onderzocht.1
De uitloper van deze forse vloedrug
snijdt het uiterste noorden van polder
Het Nieuwland (zie afbeelding 1).
|
Afb.1 Ligging van Het Nieuwland
aan de Noord met de bedding van
de oude Merwede, dijkdoorbraken
(dd), de Oud-Alblas stroomrug en
de (gestippelde) raailijn
Botersloot-Waelnes (zie ook afb.
2).
Tekening © Cees van der Esch. |
Door de
bijna-watersnoodramp van 1995 werd de
uitvoering van de Deltawet versneld. De
eerste graafmachines verschenen al in de
winter van datzelfde jaar om de bovenste
vette kleilaag te benutten voor de
dijkversterkingen in de regio. Zomer
1996 werden in het afgegraven vlak de
eerste structuren met middeleeuwse
sporen ontdekt, hetgeen de reden was om
het graafwerk tot juli 2003 nauwlettend
te volgen.
Voor de
afgraving lag het maaiveld in de polder
op gemiddeld op 60 cm –NAP. De bovenlaag
van 1,10 tot 1,40m klei is hoofdzakelijk
door de rivier in de nieuwe tijd afgezet
maar ten dele ook opgebracht. Aan de
rivierzijde liggen hieronder gelaagde
afzettingen van klei en zand afgezet
door de Merwede en van twee aftakkingen
van de Papendrechtse stroomrug, terwijl
aan de dijkzijde voor het grootste deel
veen in de ondergrond zit.
De klei is afgegraven tot gemiddeld 1,90
m –NAP en daarbij werd in de dijkzone
ook de toplaag van het veen aangesneden.
Hierin kwam een ingewikkeld stelsel van
meest langgerekte eilandstructuren
bloot, gescheiden door met klei
opgevulde geulen die gemiddeld 1,5 meter
diep waren. Uit de rechte en soms
hoekige veen-klei scheidingen blijkt dat
de geulen door afgraving zijn ontstaan.
In het vlak werden vondstconcentraties
aangetroffen van middeleeuwse
woonplaatsen, oude verkavelingstructuren
en een doorgebroken dijkrestant met
daaraan een woonheuveltje.
|
Polder Nieuwland met op de
achtergrond het kantorencomplex
Hoog Noord. Op de voorgrond zijn
tussen de kleilaag de restanten
van de Middeleeuwse woonheuvels
zichtbaar.
Foto © Cees van der Esch. |
Het
vastleggen van de sporen was niet
gemakkelijk omdat in het afgegraven vlak
met de enorme rijen storthopen iedere
referentie aan het oorspronkelijke
reliëf ontbrak. Het kompas was in
combinatie met herkenningspunten aan de
horizon vaak het enige houvast.
Bovendien zijn in al die jaren uiteraard
niet alle sporen gezien en vastgelegd.
In ieder geval zijn vondstconcentraties
van acht woonheuvels ontdekt.
|
Overzicht van het gebied rondom
Nieuwland. Binnen het gekleurde
gebied liggen de acht
woonheuvels.
Tekening © Cees van der Esch. |
Veel
gegevens hebben we ook te danken aan
enkele detectoramateurs die zich in
hoofdzaak beperkten tot het zoeken van
voorwerpen en het graven van kleine
putjes, terwijl met name twee leden van
de Archeologische Werkgemeenschap
Nederland (AWN), Teus Koorevaar en Cees
van der Esch, van de afd. Lek- en
Merwestreek, zich vooral bezighielden
met het opsporen en intekenen van
bijzonderheden, profielen graven,
fotograferen en uiteraard het verzamelen
van vondstmateriaal. Inmiddels is de 65
hectare grote polder op hoogte gebracht
en is deze laatste buitenpolder van
Papendrecht en Alblasserdam veranderd in
een industriegebied.
In dit artikel zal globaal de
waterstaatsgeschiedenis van de regio
worden besproken, de vondsten die
tijdens de kleiafgraving in de polder
‘aan de dag kwamen’, en het veranderend
landschap na de terugtrekking van de
mens als woongebied door wateroverlast
en de aardhaling. Tenslotte de
samenvatting en de conclusies die we aan
het onderzoek kunnen verbinden.
Het
dreigende water in de middeleeuwen
Het Noordwater werd in de
middeleeuwen tot aan Vlaardingen nog
Merwede genoemd. In de Vroege
Middeleeuwen, tot ca. de 10de
eeuw, blijkt de Merwede slechts een
smalle stroom te zijn geweest. Dit
kunnen we afleiden uit het feit dat
flinke delen van de oorspronkelijke
dijken voor Papendrecht en Sliedrecht
met stukken polderland moet zijn
weggevaagd omdat deze dijkdelen in de
huidige situatie niet strookt met de
afstand tot de achterwetering; de
ontginners streefden namelijk naar een
gelijkmatige landverdeling. Ook aan de
Dordtse zijde zijn de oevers aangetast
geweest vooral na de Sint
Elisabethsvloed van 1421 waarbij grote
stukken dijk en enkele gebouwen verloren
gingen.2
Na dijkherstel en het opgeven van
stukken land stroomde de Merwede door de
ontstane oostelijke meanders dichter
langs de Alblasserwaard en maakte ook
hier een meander naar het oosten. Dat
blijkt uit de zand en kleilagen in het
grote middendeel van Het Nieuwland.3
|
Met
de hand sleuven graven in polder
Nieuwland. Zwaar werk, zeker met
de vette klei die de rivier in
het gebied heeft afgezet. Met de
metaaldetector wordt de
opgegraven grond onderzocht.
Foto © Joan van Pelt. |
Door de
verlanding van de Oude Rijn was in de
vroege middeleeuwen de stroming in de
Lek en Merwede sterk toegenomen. Tijdens
stormvloeden tussen de 9de en
12de eeuw moet de Merwede
herhaaldelijk buiten zijn oevers zijn
getreden en in een grote watervlakte
zijn veranderd, waarbij veel randveen
verspoelde en in grote delen van de
west-Alblasserwaard, en dus ook in ons
onderzoeksgebied, een fors pakket klei
is achtergelaten.
Uit bodemkundig gegevens blijkt dat de
loop van de rivier hier drastisch is
gewijzigd. Zo werd bij overstromingen in
eind 13e en begin 14e eeuw een flink
deel van de oostelijke Zwijndrechtse
Waard weggevaagd.4
Door de
aanleg van de Maasdam bij Heusden in
1271, werd de (Romeins/Middeleeuwse)
Maas door de Grote Waard gedwongen in de
richting van de Merwede te stromen en
kregen de dijken het hier eind 13de,
begin 14de nog zwaarder te
verduren, waardoor in 1332 aan de
Zwijndrechtse zijde de dijken veel
verder landinwaarts moesten worden
herlegd en het land opnieuw verkaveld.5
De Merwede, en ook in ons geval de
Noord, was een breed water geworden,
waarin zich aan de westzijde nieuwe
stroombanen vormden: Strooppot en
Noorddiep.
Door het
ontstaan van de Oude Maas bij Dordrecht,
waarschijnlijk in 1170, nam vanaf het
laatste kwart van de 12e eeuw de
stroomsnelheid in de Noord (oude
Merwede) af, waardoor de grote meander
bij Ridderkerk verzand begon te raken.
Bij de stormvloeden van 1373 drong het
water zich hier een weg door de
Alblasserwaardse polder Donkersloot
boven Alblasserdam, waardoor deze polder
voorgoed van de Alblasserwaard werd
afgesneden. Deze stroombaanverlegging
wordt algemeen gezien als de geboorte
van De Noord.6 Er is
inmiddels een uitgebreide studie
verricht naar de
(waterstaatkundige)situatie rond de
voormalige polder Donkersloot 7.
In Het
Nieuwland blijkt deze zee invloed o.a
uit de brakwaterkokkels en zoutminnende
vegetatie in het kleisediment direct op
het veen.8 In de naast
gelegen binnendijkse Vinkenpolder blijkt
uit de kleidikte dat het land lange tijd
‘drijvende’, dus onder water stond.
Dijkherstel werd pas uitgevoerd in 1434.
Na het
ontstaan van de Biesbosch in 1421, nam
de stroomsnelheid in de Noord nog verder
af, waardoor de zandplaten Slobbegors,
Galgenplaat en Sophiapolder ontstonden
en het water langs Papendrecht in de 16e
eeuw verworden was tot een kreek die de
Pelsert genoemd werd.
------------------------------------------------------
Wordt vervolgd
Cees van der Esch
Papendrecht, mei 2011
Dit
artikel is een geactualiseerde versie
van verschillende publicaties.
Het is aangevuld en/of gewijzigd in verband met
nieuwe inzichten en/of gegevens.
|