De geschiedenis van
een estuarium
Ies Zonneveld
(Over het
zoetwatergetijdengebied, zoetwatergetijdenvolken,
klepduikers en de bakermat van de Hollandse cultuur
van polderjongens
en handelaren) |
Inleiding
Zijn bijnaam
'Ies van de Bies' is ergens in de tijd verzonnen door wijlen
Prof. dr. Victor
Westhoff (een gezaghebbend plantkundige).
En die naam dekt aardig de lading.
Ies Zonneveld, inmiddels 83 jaar oud, is een begrip in
Biesboschkringen. Vijftig
jaar lang struinde hij als landschapsecoloog door de Biesbosch en bracht
het proces van ‘opgorzen en aanwassen’ in kaart.
Hij
publiceerde in tijdschriften en schreef boeken die
een belangrijke bijdrage zouden leveren aan het
kennisniveau van zoetwatergetijden-gebieden.
Jacques
van der Neut (boswachter in de Biesbosch) kreeg exclusief voor
Biesbosch.nu een serie artikelen over de ontstaansgeschiedenis van
het estuarium. Hierin doet Zonneveld een aantal pittige
uitspraken over falend waterbeheer in ons land en een
schrijnend gebrek aan historisch besef bij zowel bevolking
als deskundigen. |
De geschiedenis van
een estuarium
(Deel 1: Het zoetwatergetijdengebied als
onderdeel van het estuarium)
Inleiding
Lange
tijd was het enige wat men over de Biesbosch op school hoorde,
als die al ter sprake kwam, dat er ooit een ramp had
plaatsgevonden die nooit geheel hersteld was: een schandvlek
op de nationale geschiedenis van de heldhaftige
strijd tegen het water. Sinds een halve eeuw werd het gebied
wat
meer bekend als interessant natuur- en recreatiegebied.
Dat de Biesbosch, samen met
zijn ruime omgeving, tot een, uit historisch oogpunt zeer
belangrijk Nederlands landschap behoort namelijk 'het
zoetwatergetijdengebied', met bewoning door mensen die
teruggaat tot in de Steentijd en die in hoge mate de
Hollandse en daarmee ook de Nederlandse cultuur hebben
bepaald is echter nog slechts tot weinigen doorgedrongen.
Om daar wat verbetering in
aan te brengen zijn de volgende regels geschreven die
handelen over de functie van het zoetwatergetijdengebied als
'Bakermat van de Hollandse (Nederlandse) cultuur'.
Zoetwatergetijdengebied met vloedbossen, kreken en
killen in de Biesbosch.
© Jacques van der Neut |
Het zoetwatergetijdengebied
als onderdeel van het estuarium
Het zoetwatergetijdengebied
(waarvan de
Biesbosch een essentieel onderdeel is) ligt daar waar het
waterniveau van de rivieren zover nadert tot NAP dat de getijdengolf
zich, vanuit het zoute water van de zee, voort kan zetten in
het zoete rivierwater. Merkwaardigerwijs heeft dit gebied,
met zijn eigen bijzondere karakter, als geheel geen
eigen naam. Wel karakteristiek zijn de namen van
watergangen zoals 'Gat' (de zeegaten), 'Diep' en 'Vlie'
in zout en zoetwater.
Kreek
Met de Zeeuwen is dit woord geëmigreerd naar Noord-Amerika waar
het als 'creek' een aanduiding is
geworden voor de kleinere vormen van
stromend water, al of niet in een getijdengebied.
|
|
Kreek (zie inzet) is voornamelijk Zeeuws voor
zoutwaterlopen.
'Killen', 'Gantels', 'Vlaaien' en 'Vleien' zijn Hollandse
zoetwatergetijdengeulen. Waterstaatkundig behoort het tot
het gebied van de 'Benedenrivieren'. Internationaal wordt de, nabij het mondinggebied zich veelal verbredende
en vaak
ook vertakkende laaglandrivier waar getijden in staan
'Estuarium' genoemd. Dit is nader onder te verdelen is in een
zout, brak en zoet gedeelte. In ons land noemt men de
combinatie van de estuaria van Rijn, Maas en Schelde
gezamenlijk wel het 'Deltagebied' hoewel dat
wetenschappelijk verwarrend is.
|
Heel Nederland is, met
uitzondering van het heuvelland van Zuid- Limburg een uit
riviersedimenten opgebouwde Delta van Eems, Rijn (en
IJssel), Maas en Schelde en in de ondergrond nog wat Oer-Weser sedimenten.
Traditioneel onderscheidt men in Nederland een aantal hoofdlandschappen: het
pleistoceen
(diluviale) zandgebied in het Oosten en Zuiden, de
hoogveengebieden daarop, de holoceen laagveengebieden
(met hoogveenkernen) in het Westen en Noorden, de duinen
langs de zee, de zogenaamde (zee)klei of beter, 'getijdenklei'
(zie inzet), zoet tot zout in de estuaria en
lagunes (Wadden) en het rivierenland met zijn rivierklei
(zonder getijden).
|
Klei
De term klei staat bij deze traditionele globale
geografische indeling voor een ruimer begrip dan de
textuur, het betreft zowel zavel, lichte en zware
klei en zelfs zandige onderdelen van het
getijdenlandschap.
Zo is het ook bij de hierna te
noemen rivierklei. |
|
De kaart van Staringh (in
vrijwel alle schoollokalen) helpt die indeling in te printen
in de hersens van alle scholieren. Het zoetwatergetijden-gebied,
de feitelijke bakermat dus van de Hollandse beschaving als
land van polders, met dijken en duikers, internationaal
beroemde waterbouwers, maar ook van de beheersing van handel
over de wereldzeen, staat op die kaart niet als
zodanig omschreven.
Het betreft alleen het zoete deel van de estuaria en is dus
getijdenklei, maar in zoetwater. |
|
Het zoete deel van het Eems-estuarium ligt nagenoeg geheel in Duitsland, dat van
de Schelde in Vlaanderen. Dat van Maas en Rijn en
Hollandse IJssel bevindt zich globaal, wat de
bodemgesteldheid betreft, van Gorinchem (bovenstrooms) tot in het Westland.
De zuidelijke grens loopt van Vlijmen (bij ‘s
Hertogenbosch) tot Willemstad.
De grenzen naar het oosten zijn
van nature geleidelijk van aard als gevolg van het uitdimmen
van de vloedgolf stroomopwaarts.
De vroegste bedijkingen
hebben echter ook haarscherpe begrenzingen gecreëerd, via (soms tijdelijke) verhindering van opslibbing en inklinking
door ontwatering.
Naar het Westen toe is de grens van
nature zeer geleidelijk, samenhangend met de toename van
het zoutgehalte van het water, maar is sterk verstoord door
menselijke activiteiten. In het zuiden gaat het vrij abrupt
over in het zandgebied van Brabant.
In het Noorden en Oosten
vingert het uit via voormalige stroompjes die de grote
veengebieden aldaar draineerden of ook, deels als netwerk,
rivierwater voerden en waarin de getijdengolf ook
doordrong.
De belangrijksten daarvan zijn de gantels in
het Westland en het Land van Heusden en Altena, de Rotte,
de Alblas, de Giessen, de Dubbel, de Alm, de Dussen, de Donge, de Striene
alsook de benedenloop van de Mark. Al die wateren
zijn afgedamd of (deels) gekanaliseerd .
|
Poel in het wilgenvloedbos
© Jacques van der Neut |
Keinere zoetwatergetijdengebieden
lagen aan de mond van de Gelderse IJssel (omgeving Kampen)
en de veenstromen het IJ en de Amstel. Grote delen van de
omgeving ervan zijn tegenwoordig bedijkt en bemalen, veelal
intensief geürbaniseerd en bevat zelfs de grootste haven
van de wereld met alle erbij behorende industrie;
de Europoort, die tot in het zoute deel van het estuarium
doorloopt.
Afgezien van de nog onder getijdeninvloed staande
wateren zoals het Scheur, de Oude- en Nieuwe Maas, Spui
, Dordtse kil, Oude maas, Merwede, Noord en de Lek, is
het natuurlijk karakter in het grootste deel van dat gebied
verdwenen op enkele specifieke eigenschappen van de bodem
na.
Zo kon het gebeuren dat de herinnering aan dit
natuurlijk landschap geheel verdween. Ook de vaagheid van
de grens naar het zoute gebied, die gedurende de loop
van de geschiedenis niet altijd even constant was, draagt
daar aan bij.
Alleen in de Biesbosch
kon, dankzij een aantal stormvloed rampen (o.a. de
Elizabethsvloeden) in het begin van de 15 de
eeuw iets van dat oude landschap op grotere schaal herleven.
Wel geschiedde dit onder sterkere menselijk invloed dan in
de millennia die er aan vooraf ging; de steen-,
brons- en ijzertijd, toen de natuur nog oppermachtig was.
In de latere Biesbosch tolereerde de steeds sterker
dominerende mens slechts node een (liefst nog
functionele) plaats toe aan de natuur binnen de biezen-, riet-
en wilgencultuur en de visserij en jacht die daar eeuwen lang
werden bedreven.
Van de bewoners langer dan 1500 á 2000
geleden had men tot voor kort geen weet. Op school leerden
we dat laag Nederland in de steentijd onbewoond was.
Als
men in de nieuwe Canon iets over onze verre voorouders wil
inlassen wordt de oudheid gesymboliseerd met de Hunebedden
gebouwd door zandhazen, mensen die geen weet hadden van het
zompige landschap in het westen dat veel later zou noden,
via IJ en Amstel (Amsterdam) en Nieuwe Maas en Scheur
(Rotterdam), de wereldzeeën te gaan beheersen. Even
ingenieuze mensen, die alleen geen grote stenen tot hun
beschikking hadden. De Vlaardinger cultuur bevolkten
echter in diezelfde tijd van ruim 2000 jaar voor Christus het
zoetwatergetijdengebied zoals intussen uit vindplaatsen in
en rond Vlaardingen en Rotterdam blijkt.
Een estuarium is echter
een dynamisch tot turbulent gebied.
Alle grillen van klimaat, bodemdaling, inklinking,
opslibbing en stroomverlegging brengen constant veranderingen
aan. Niets blijft eeuwen lang, horizontaal noch verticaal, op
zijn op zijn plaats of onbedekt aan de oppervlakte
zichtbaar. Terwijl de voetstappen van de hunebedbouwers en
hun ploegvoren als het ware nog aan de oppervlakte liggen,
zijn de resten van het eerst bekende zoetwatergetijdenvolk,
de Vlaardingerjagers (vissers en boeren) meters weggezakt
en bedekt met jonge sedimenten of dikke pakketen veen. Voor
zover ze al niet geheel verdwenen zijn door de erosie van de getijdenwateren waar ze langs waren gebouwd.
Pas nu we intensief het gebied verder aan het denatureren zijn komen
we, wat is overgebleven regelmatig tegen, weggezakt in de weke vaderlandse bagger. Een zelfde lot ondergingen ook recenter culturen, zelfs tot de huidige dag.
In de volgende aflevering werpen we een
blik in het verleden vanaf het moment dat zich er mensen
vestigden.
Reageer op dit artikel
Tekst: Ies Zonneveld.
Foto's Daan Bruysters en Jacques van der Neut |
|