Amateurarcheoloog Cees van der
Esch wroet al sinds zijn jeugd
in de bodem op zoek naar sporen
uit het verleden. Het Eiland van
Dordrecht en in het bijzonder de
Sliedrechtse Biesbosch hebben
hierbij zijn speciale aandacht.
Jarenlang deed hij verslag van
zijn opgravingen in het
tijdschrift 'Westerheem' van de landelijke
vereniging van de Archeologische
Werkgemeenschap Nederland, en het
regionale kwartaalblad 'Grondig Bekeken'
van de afdeling Lek-en Merwestreek.
In samenwerking met Biesbosch.nu
gaan we een deel van zijn werk
opnieuw publiceren. Zo krijgt u
een prachtig inkijkje in de
ontstaansgeschiedenis van de
Sliedrechtse Biesbosch; een
gebied vol tegenstrijdigheden en
met een niet mis te verstane
historie.
|
|
Dammen in de Bassekil
deel 4
(Voor
deel 1
volg deze link
voor deel 2
volg deze link
Eeuwen oud rijshout in de polder Kort-
en Lang Ambacht in de Sliedrechtse
Biesbosch
De datering van beide dammen door middel
van C14
De
archeoloog drs. J.N. Lanting van het
Groningse Instituut voor Archeologie, de
Rijksuniversiteit, was zo vriendelijk
zorg te dragen voor de datering van hout
uit de dam.
Ik ga verder niet in op deze gebruikte
methode, maar het zal bekend zijn, dat
bij allen levende wezens door de
kosmische straling radioactief
koolstof-14c wordt opgenomen en constant
blijft. Na de dood ervan stopt het
proces en zeer langzaam vervalt het
gehalte aan
straling. Het vervalverloop in de tijd
is precies bekend, maar de methode
levert altijd getallen op met een
statische onzekerheidsmarge, die door
berekeningen tot een redelijk goed einde
moet worden gebracht.
Na het bekend worden van de tijd waarin
het hout groeide, was ik verbaasd over
de late datering die uit de methode
rolde. Ik ging namelijk aanvankelijk uit
van een stukje ringdijk van de Grote
Waard uit de vroege 13de
eeuw, temeer omdat stukjes aardewerk uit
die tijd tussen het rijshout uit de
eerste dam, meegekomen door het opwerpen
van grond, waren terechtgekomen. Mijn
gedachten gingen dan ook direct naar een
dam omdat je vaag rekening moest houden
met genoemd inbraakwater op deze plek.
Toch ook bijzonder interessant!
De eerst waargenomen dam stamt volgens
Lanting voor 95% zekerheid op een
ouderdom tussen 1560 en 1630.
Logischerwijs moet dan gekozen worden
voor een ouderdom kort voor 1630. Zoals
we boven opgemerkt hebben moeten zich
nog palen c.q. houtwerk in de bodem
bevinden uit de beginperiode van
afdammen. Dat is uit de 16de
eeuw, die dan uiteraard iets verder
westelijker gezocht moet worden, dat is
onder de bodem direct westelijk van het
huidige instroomgat. Zoals bekend werden
de killen afgedamd, dan weer door
Gorinchem opengebroken. De tweede dam,
lichter en smaller van constructie, die
als een soort slaperdijk functioneerde,
stamt uit 1730. Deze datum sluit perfect
aan op het bovenvermelde dat de
voltooide dam uit 1727 door ijsgang werd
vernield, een nieuwe werd gelegd in
1730.
Landmeter Abel de Vries moest in
opdracht de al genoemde kaart uit 1726
tekenen “Met eenige Concepten van
dammen”. De dammen A, B, C en D op zijn
kaart zijn dus plannen voor wijzigingen,
verbeteringen van de situatie. De tweede
dam is dan ook daadwerkelijk uit 1730,
eerder was er geen tweede dam. Een lang
dijkrelict, opgeknapt door Dordrecht in
eerdere jaren nog aanwezig bij Van der
Hulst in 1644, is hier bij De Vries
verdwenen. Dat de hele zaak is
weggespoeld op twee heuveltjes na is
niet aannemelijk.
Nogmaals de kaart van Abel de Vries uit
1727. Rechtsboven de twee
geplande dammen
in de Bassekil (C en D).
Links in het midden de
bekramming in de Hoogh kille (B).
Links uit het midden de twee
'beroemde'
heuveltjes;
“Reliquen van den Ouden Dijck”
Het belang van de becrammingen
in de Bassekil mogen duidelijk
zijn. De Merwede was zijn
stroombed aan het verleggen via
de Bassekil. De enorme zandbank
'Sanden meest boven water'
blokkeert de oude loop. Zonder
maatregelen zou de rivier
stroomafwaarts richting
Dordrecht verzanden met alle
gevolgen van dien voor de
handelsstad aan het water.
Copyright kaart Nationaal
archief, Den Haag inv. 143 /
4.ZHPB4. |
We moeten hier denken aan de plannen
voor de uitvoering van de Overlaat van
Cruquius, van de Delftse landmeter
(1678- 1754). De Staten van Holland met
een aantal wijze lieden hadden besloten
om alle obstakels, alle griendhout en
dan ook het, naar alle
waarschijnlijkheid door Dordrecht, versterkte
dijkrelict op te ruimen. Het betrof de
hele oostelijke Sliedrechtse Biesbosch,
ondanks fel verzet van het
houtexploitanten. Daarvoor diende ter
bestudering (weer) een nieuwe kaart van
Nico Kruik (Nicolaas Cruquius) uit 1731.
Vooruitlopend had De Vries in 1726 het
dijkrelict alvast maar geamoveerd
6).
|
|
Detail van een kaart van M.
Bolstra. Hierop zijn de 'geamoveerde
grienden' te zien van de
Bassekil (linksonder) tot het
'Gat van den Oude Wiel'
(rechtsboven). Amoveren betekend
in dit geval het 'bloten' ofwel
verwijderen van het opgeschoten
(wilgen en elzenhout) op de
aangegeven gebieden om een
betere doorstroming van het
water te bevorderen.
Copyright kaart Erfgoedcentrum
Dordrecht, Dordracum Illstratum,
inv. nr. 551-20082. |
Het water moest voortaan sneller en
doeltreffender worden afgevoerd over land bij
hoogwaternoodsituaties. In de Hooghkil werd 1727
een vernauwing aangebracht, die echter een enkel
jaar daarna helemaal werd afgesloten. Allerlei
maatregelen werden genomen om het bij tijden
vele bovenwater van Waal (Rijn) en Maas zonder
obstakels af te laten voeren, daarbij
gebruikmakend van peilingen en stroomsnelheden.
Zonder veel succes.
In 1729 komt de Tielerwaard door dijkbreuk onder
water, oorzaak wederom een enorme ijsdam als in
1726/27 bij Giessendam. Na lange vergaderingen
werd door de Commissie in 1730 besloten tot de
kaalslag van alle grienden in de hele oostelijke
punt van het gebied boven de Bassekil; de boven
al genoemde Overlaat van Cruquius die in de loop
van de dertiger jaren zijn beslag moet hebben
gekregen. We kunnen hier niet alles noemen, maar
het gewenste effect bleef achter toen men in de
jaren ’50 van de 18de eeuw het zo
ongeveer als afgerond beschouwde. Van lieverlee
werden weer wilgenstekken gepoot door de
griendbazen, en weer stagneerde de afvoer van
het bovenwater tot uiteindelijk ruim 100 jaar
later echt verlichting kwam door het grote werk
aan de uitvoering van de Nieuwe Merwede.
Voordien was dit technisch en politiek niet nog
niet haalbaar.
|
IJsgang
in de rivier bij Gorinchem. De angst van alle
bewoners van het rivierengebied.
20 Februari 1799. Gezicht van de bezetting van het
ijs tegen den dijk.
Omkruiing van het steenen wachthuis buiten de
Waterpoort te Grokum. Cornelis de Jonker 1799.
Copyright
Atlas van Stolk |
Andere tijden
Als we nu kijken naar de grote waterafvoer door de Merwede en
de enorme afvoer van de veel bredere Nieuwe
Merwede, vooral als het water bruin is (veel
bovenwater), dan we concluderen dat door het
toenemende debiet van de Rijn de Grote Waard in
de middeleeuwen toch niet gehandhaafd kon
blijven.
Het begin van een stukje Biesbosch in de
15de eeuw is met veel strijd
(Dordrecht -Gorinchem - Alblasserwaard)
begonnen, maar er zal altijd een strijd
blijven, al was het maar om zoveel
mogelijk authentieke elementen van de
Biesbosch te behouden. Sinds de bijna
watersnood van 1995 streeft men naar
snelle waterafvoer en waterberging door
de Biesbosch die naar mijn mening door
wel erg veel nieuw gegraven water
gepaard gaat. Oude boerderijen en
schuren moeten verdwijnen, wat
zondermeer een verdere verarming
betekend van het 19de en 20ste
eeuwse akkerland. Maar Gorinchem hoeft
niet meer te vrezen voor natte voeten
volgens de deskundigen, en Dordrecht
ligt niet meer wakker van het opnieuw
openen van geulen.
Cees van der Esch, Papendrecht
November 2001, herzien februari 2010.
Cees van der Esch
Papendrecht, 2010
Dit
artikel is de bijgewerkte versie van het
originele artikel uit november 2001.
Het is aangevuld en/of gewijzigd in
februari 2010 in verband met
nieuwe inzichten en/of gegevens.
|