Wilgenkatjes;
Prille voorjaarsboden
Jacques van der Neut
Lange,
druilerige winterdagen liggen ver achter ons. Buiten maakt de natuur
zich op voor een nieuw seizoen. Voor mij is de lente het seizoen van
fris lentelicht, van verjonging en van gekriebel in je bloed.
Dit keer neem ik wilgenkatjes, prille voorjaarsboden, maar eens
onder de loupe.
Temperatuur en
standplaats
De
bij de lente passende temperaturen laten wel eens op zich wachten.
Helemaal niet erg, want de voortekenen van het aanstormende voorjaar
zijn onmiskenbaar. De eerste, ontluikende blaadjes van speenkruid en
klein hoefblad langs een polderweg of kreek in de Biesbosch. Het
eerste staccato van een schuchter zingende tjiftjaf.
Wilgen kunnen in eind februari, begin maart al
uitbundig
bloeien. De temperatuur en standplaats spelen hierbij een bepalende
rol. Bij vorst komt de bloei later op gang. Wilgen in de luwte
bloeien eerder dan degene die pal in de wind staan.
De meeste soorten die in onze streken voorkomen zijn gemakkelijk te
stekken. Een mooie bijkomstigheid om deze bomen in cultuur te
vermeerderen.
Griendwerkers wisten dat als geen
ander. Eens werden al de grienden in cultuur gehouden. Het afkomende
hout diende als ‘geriefhout’; schopstelen, bezemstelen, weipaaltjes,
hoephout (voor de houten vaten), bleeslatten en ga zo maar door. De
handel in griendhout is voorbij. Tegenwoordig verwerken we
mondjesmaat nog wel wat griendhout in geluidsweringen en zinkstukken
en zo. In de Biesbosch wordt er betaald om griend te laten hakken.
Nee, de hoogtijdagen van de griendcultuur zijn voorbij, dat is
duidelijk.
Tweehuizig
De
wilg is tweehuizig. Mannelijke bloemen (alleen met meeldraden) en
vrouwelijke bloemen (alleen met stampers) komen dus op afzonderlijke
bomen voor. De wilgenkatjes bloeien afhankelijk van de soort, vóór,
tegelijk met of net na de bladvorming. De opvallende gele katjes
trekken tal van insecten, die zodoende meewerken aan de bestuiving.
Het verhaal van de ‘bloemetjes en de
bijtjes’. De zaden zijn
vederlicht en kunnen dankzij een ‘kuif’ van haren, die als een
valscherm rondom het zaad staat
ingeplant, zweven. De kuif zorgt er meteen voor dat het zaad met de
voet omlaag landt. Zaden die op een geschikte plaats terechtkomen,
kiemen spoedig. Een kale ondergrond is een voorwaarde voor kieming.
Daarom typeren we de wilg ook wel als een rasechte pionier.
Na de afsluiting van het Haringvliet in 1970, raakten permanent
drooggevallen zandbanken in de Biesbosch, razendsnel met wilgen
begroeid. Zo’n proces deed zich ook voor in het Krammer-Volkerak. Na
de ingebruikname van de Philipsdam kwam daar ook massale, spontane
wilgenopslag.
Moeilijke klus
Even
al de wilgensoorten uit je hoofd leren is er niet bij. Er zijn
immers meer dan 300 soorten.
In het geslacht Salix (wilg) komen
bovendien veel bastaarden voor. Een moeilijke klus. Een paar soorten
zijn echter zonder veel moeite op goed op naam te brengen. De
vroegst bloeiende wilg is de boswilg. In vergelijking met andere soorten
heeft deze een duidelijke voorkeur voor vrij droge,
matig voedselrijke
grond. De Duitse dot is een struikvormige wilg. De gesneden, taaie wilgen-tenen werden vroeger
gebruikt om bossen riet en producten uit de griend mee op te binden. De amandelwilg heeft een
gladde bast, die ongeveer om de drie jaar ‘vervelt’. Zo ongemerkt ga
ik toch weer soorten opnoemen. Een bezoekje aan een ‘salixcetum’
(wilgentuin) werkt denk ik veel beter.
Op je gemak kun je daar alle
verschillen opsporen
en vergelijken. Succes!
|