Het
kleine spul
Jac
Blommaart
De
oliekever (Meloë
proscarabeus)
Mooi kun je hem niet noemen, maar wel interessant. De naam oliekever
heeft hij te danken aan het feit dat hij bij aanraking olieachtige
druppeltjes afscheidt bij de pootgewrichten.
Parasiet
Een andere
Nederlandse naam is meiworm.
Je treft ze inderdaad aan in de periode eind april, begin mei. Ze
kruipen dan rond op warme plaatsen. Bijvoorbeeld op de zuidhelling
van een dijk.
Het vrouwtje legt enige duizenden eitjes in de grond.
Dat grote
aantal is wel nodig want maar weinig larfjes zullen op een geschikte
plaats terechtkomen. Ze moeten namelijk op een bloem zitten wachten
op een graafbijtje dat daar stuifmeel of nectar komt halen. Het
larfje klampt zich vast aan het bijtje en wordt zo meegenomen.
In het nest aangekomen eet de larve de eitjes van de bij op en
daarna de nectar en het stuifmeel. Een echte parasiet dus.
Trouwens, er is een vlieg die weer parasiteert op de larve van de
oliekever!
Tracheeën
In
de Biesbosch worden ze ondermeer aangetroffen op de dijk van de Vijf
Ambachten.
Op de foto van de oliekever zie je op het achterlijf duidelijk een
soort bultjes. Dat zijn de openingen van de tracheeën. Een insect
vervoert geen zuurstof via het bloed. De tracheeën, zich steeds
verder vertakkende buisjes, vervoeren de zuurstofrijke lucht door
het hele lichaam.
Dit systeem stelt beperkingen aan de grootte van
insecten.
De oliekever gaat
sterk in aantal achteruit.
|