Deel 1
Van oer-Schelde tot Homo
technicus
Ies Zonneveld
(Emeritus hoogleraar
vegetatiekunde en landecologie)
|
|
Inleiding
Zijn bijnaam in
Biesbosch kringen is 'Ies
van
de Bies'.
Inmiddels een geuzennaam
voor de man die al meer
dan een halve eeuw
actief is in de
plantkunde. Zijn
populairste
onderzoeksgebied; het
Hollandse estuarium als
geheel en die van de
Biesbosch in het
bijzonder.
Ies publiceerde in
tijdschriften en schreef
boeken die een
belangrijke bijdrage
zouden leveren aan het
kennisniveau over zoetwatergetijdengebieden.
|
Voor het Biesbosch.nu Magazine
schreef Ies de serie 'De
geschiedenis van een estuarium'
die liep van mei 2007 tot juli
2008 (zie
archief). In 2013 schreef
hij een vervolg* waarin hij
nogmaals pleit voor een nieuwe
ecologische benadering van het
estuarium als aaneengesloten
gebied.
In deze nieuwe reeks
neemt Ies u mee terug naar de
Middeleeuwen en vandaar
uit naar de moderne tijd
en leert ons lessen over
het beheer van het
unieke zoetwatergetijdengebied. |
|
Van
oer-Schelde tot Homo technicus (deel
1)
Inleiding
Ver voor onze jaartelling heeft de
natuur het gebied van de estuaria van
Rijn, Maas en Schelde gevormd en zo de
bakermat van Holland geschapen. Later
heeft de mens invloed uitgeoefend en
daarbij successen behaald en ook fouten
gemaakt. Kan door oerhollandse ervaring
en nieuwe kennis op bepaalde, nog nooit
bedijkte of te ontpolderen plaatsen een
goed herstel van het oorspronkelijk
proces van landgroei gemaakt worden? Kan
dit daarna ook als exportproduct te
gelde gemaakt kan worden? Een terug- en
vooruitblik.
|
Kaart van het Helinium-gebied.
Donkerblauw thans ligt
buitendijks. Dit hele
buitendijkse gebied zou in het
te beschermen gebied kunnen en
moeten worden opgenomen.
Bron: vakblad natuur bos en
landschap. |
De
IJstijd
De natie Holland kwam tot ontwikkeling
in het mondingsgebied van Maas, Rijn en
Striene (= oer Schelde). In een
dergelijk gebied kan de rivier zich
splitsen in enkele armen -
internationaal estuaria genoemd, bij ons
zeegaten - en meer rivieropwaarts,
benedenrivieren. Ze worden gekenmerkt
door een tweedaagse getijgolf vanuit zee
die rivieropwaarts uitdooft tegen het
rivierverhang.
Men
kan drie zones onderscheiden al naar het
zoutgehalte van het water en de daarmee
correlerende begroeiing en bodem. Een
zoutgedeelte dicht bij zee, een
brakgedeelte stroomopwaarts, verderop
een zoetgedeelte waar de getijgolf zich
voortzet in het zoete water.
Dit zoete deel van het estuarium, de
wateren, oevers en opwassen, met onder
natuurlijke omstandigheden een
specifieke zoetwatergetijden-vegetatie
met biezen, riet, ruigten en vloedbossen
op klei- en klei-op-veengronden, is de
bakermat van Holland. Die bakermat werd
dus niet door de Hollanders zelf
geschapen, zoals het hovaardige sprookje
vertelt. Nee, het waren de rivier, het
getij en de rijzende zee geregisseerd
door het klimaat.
|
Het
natuurlijke
zoetwatergetijdenlandschap met
biezen, ruigtes, rietgorzen en
vloedbossen, gezien in
ganzenvlucht. Auteurs impressie,
olieverf. |
Na de laatste ijstijd (circa 10.000 jaar
geleden) begon de Noordzee zich van uit
het zich vormende nauw van Calais uit te
breiden over de glooiende schrale
zandige vlakte tussen onze streken en
het latere Engeland. Ze bereikte zes à
zeven millennia geleden het gebied waar
nu nog ongeveer de kustlijn ligt en werd
daar geblokkeerd door het via rivier en
getijstromen aangevoerd en afgezet zand
en slib. Deze postglaciale
zeespiegelrijzing door afsmelting van
het landijs als gevolg van de opwarming
van de aarde, de oorzaak van die
oostwaartse beweging, ging sindsdien
alleen in verticale richting door. Eerst
vrij snel, later langzamer, pas de
laatste tientallen jaren weer wat
vlugger. Die stijging werd bijgehouden
door de afzettingen uit Maas, Rijn en
Striene, omringd door veen dat binnen de
beschutting van o.a. strand- en
oeverwallen tegen zout water, ook met de
zeespiegel mee omhoog groeide en nu
omstreeks Dordrecht circa 12 meter dik
is. Zo werd de Hollandse laagveenbodem
gevormd door en in dynamisch evenwicht
met de rijzende zee.
Geniale uitvinding
Dit gebied werd in de Jonge Steentijd
(circa 7.500 tot 4.000 jaren geleden,
toen in Oost-Nederland de Hunebedbouwers
actief waren) gebruikt door toenmalige
jagers en vissers: ‘Vlaardingencultuur’
de oerbewoners van de Hollandse habitat.
Ze werden in de ijzertijd gevolgd door
lieden, die een eeuw voor de komst van
de Romeinen de voor de Lage Landen
belangrijkste technische uitvinding
aller tijden deden: DE KLEPDUIKER, die
van af toen de ontwikkeling en bijna de
ondergang van Holland zal bepalen. Het
is een holle boomstam (tegenwoordig een
plastic of ijzeren buis of houten
planken in de vorm van een langwerpige
kist, kan ook betonnen constructie zijn)
in een dam of kade met een klep aan de
buitenkant die door de opkomende vloed
wordt dicht gedrukt, maar bij eb
meegeeft en zo bij laag water drainage
mogelijk maakt; de basis dus van de
landbouw in de lage landen, de sleutel
van de Hollandse beschaving.
|
Schetsmatig weergave van de
werking van een klepduiker.
Copyright vakblad bos natuur en
landschap. |
Achter die
klepduikers ontstonden akkers en
weilanden die geleidelijk uitbreidden.
Ongeveer een eeuw later brachten de
Romeinen de Pax Romana (periode van
rust, vrede en welvaart als gevolg van
het Romeinse bestuur over een groot deel
van Europa) en nam de bevolking toe,
profiterend van de karakteristieke
eigenschappen van het zoetwatergetijden
habitat. Dat zijn de vruchtbare (niet
zilte) gronden, die met klepduikers
efficiënt tweemaal daags gedraineerd
konden worden, zodat getijdenmoeras
omgevormd kon worden tot akkers en
weiden. Zo breidde de landbouw zich de
eerste eeuwen na deze geniale uitvinding
gestadig uit.
De invloed op het al meer
dan vijf millennia bestaande dynamische
evenwicht in het land langs de rijzende
zee is echter desastreus. Bij eb droogt
de grond uit en klinkt door bodemrijping
in.
De dam of kade waar de duiker in
ligt, verhindert of vertraagt
opslibbing. De inklinking, niet
gecompenseerd door sedimentatie,
betekent permanente verlaging van het
maaiveld wat het risico van
overstromingsrampen bij
stormvloedhoogwater verhoogt.
Het
schaarse nieuws uit de na-Romeinse,
duistere eeuwen (circa 300 tot 800)
spreekt slechts over zulke rampen en
wegtrekkende bewoners. Ruim voor die
tijd bezocht de Romeinse schrijver,
Plinius, ons estuariumland. Kennelijk
geïnspireerd door een vlammende
zonsondergang over de Noordzee noemde
hij, met heimwee naar zijn zonnige
zuiden, dit land Helinium, naar het
Griekse Helios, zon.
Verstoord evenwicht
Tegen het
einde van het eerste millennium na
Christus klaarden de duistere toestanden
in Europa en ons getijdengebied weer wat
op. Via de goed bevaarbare rivieren en
het tot hier reikende Romeinse wegennet
ontstonden meer contacten met de toen
bekende wereld. Rond het jaar duizend
regeerden de eerste Hollandse graven
vanuit versterkte nederzettingen die tot
steden werden, zoals Geervliet,
Vlaardingen, Dordrecht en veel later ook
Rotterdam (op een via een grote
horizontale klepduiker gedraineerd,
bekaad gebied langs de afgedamde
getijdenkreek de Rotte). Deze steden
eigenden zich het stapelrecht toe dat
kooplieden verplichtte bepaalde waren
ter plaatse uit- of over te laden en
daar gedurende bepaalde tijd te koop aan
te bieden. Later werd dit gewoon een
belasting op doorvoer. Deze steden
breidden de bedijkingen uit (o.a. “Grote
of Zuid-Hollandse Waard”), werden
welvarend en verwierven politieke
achting in Europa.
Zo werd Graaf Willem II rond 1250 gekozen tot “Roomskoning”
(Romanum Rex), maar hij is door
voortijdig overlijden helaas nooit
gekroond tot Keizer van het middendeel
van Karel de Grote’s imperium. Het waren
de hoogtijdagen van de
zoetwatergetijdennatie Holland. Ironisch
genoeg echter luidden ze tevens het
begin van het einde in als gevolg van
het verstoorde dynamisch evenwicht
tussen de zee en het getijdenland.
Overstromingen van bedijkt land namen
hand over hand toe en het lijkt zeer
waarschijnlijk dat de vermelde negatieve
invloed van drainage op het dynamische
landgroei evenwicht een belangrijke rol
moet hebben gespeeld. Rond 1424 ging zo
ook de Grote- of Zuid-Hollandse Waard
ten onder. In getijdengebieden trekken
grote watervakken (zoals de na de
inpoldering door drainage diep
ingeklonken veenkommen), bij vloed
massa’s water aan en lozen navenant veel
water bij eb. Dat veroorzaakt intensieve
stromen met bijbehorende erosie en
sedimentatie.
|
Een
deel van het estuarium anno nu.
Natuur in concurrentie met
industrie.
Rivierenkruispunt Hollands Diep,
Dordtse kil (bakboorduit naar
boven), aan stuurboord de
Moerdijkbruggen met de Nieuwe
Merwede en de Amer en geheel rechtsboven de Biesbosch.
Links in het midden de
natuurontwikkelingen (met
windmolens) in de Hoekse Waard.
Foto: Henk van de Graaf |
Zo ontstond in het Helinium-gebied een
nieuwe estuariumarm:
Haringvliet-Hollandsdiep- Biesbosch.
Hier zette de wedergeboorte in van het
elders veelal ontgonnen natuurlijk
zoetwatergetijdenlandschap. Het begon
met de Biesbosch, waar pioniersstadia
met biezen intussen al weer schaars zijn
geworden en veel land weer is bekaad en
bedijkt. Hollandsdiep en Haringvliet
zijn, op wat oevergebieden na, nog niet
zo ver gevorderd. Intussen breidde het
gebied van Holland zich uit tot buiten
het strikte zoetwatergetijdengebied in
Holland en Zeeland (o.a. Middelburg).
Ook kregen de Graven zeggenschap langs
de duinrand, diverse veenstromen,
riviertakken en klei-op-veengebieden
naar het noorden tot in het woongebied
van de Friezen (rond Haarlem en
Amsterdam), deels in concurrentie met
Bisschop van Utrecht.
De homo technicus neemt het heft in
handen. De toenemende welvaart maakte
het mogelijk steeds geavanceerder
technieken te ontwikkelen en zo zelf het
initiatief te nemen, maar ook het
dynamisch evenwicht (waarvan men nog
geen weet had) te laten voor wat het
was.
Ies Zonneveld
Einde deel 1 (in deel 2 'van Homo
technicus naar nieuw evenwicht'.)
Meer Ies:
Youtube
reageer op dit artikel
* Dit
artikel is eerder gepubliceerd in
vakblad Natuur bos en landschap |