In de Biesbosch verblijven regelmatig
typische wintergasten
zoals de klapekster. Medewerkers van
Staatsbosbeheer telden onlangs 13
exemplaren in het waterrijke
natuurgebied. Zoveel klapeksters in één
gebied, dat is toch wel iets bijzonders.
Klapeksters zijn echte
doortrekkers en wintergasten in ons
land. Door de steeds verdergaande
verbossing en vergrassing en een flinke
toename in recreatie balanceert de
klapekster als broedvogel in Nederland
helaas op het randje van uitsterven.
Door de karakteristieke verentekening,
met lichtgrijze bovendelen en een
opvallend zwart oogmasker zijn
klapeksters onmiskenbaar. Af en toe
‘bidden’ klapeksters, net als
torenvalken. Gewoonlijk zitten
klapeksters in de top van een boom of
struik en bij onraad scheren zij in een
golvende vlucht naar een uitkijkpost in
de omgeving.
De klapeksters die bij ‘ons’ doortrekken
en overwinteren komen voornamelijk uit
Scandinavië (vooral Zweden). Klapeksters
zijn trouwens op geen enkele manier
verwant aan onze ‘echte’ eksters. De
vogels worden gerekend tot de familie
van de klauwieren. De vogels die tot
deze familie behoren hebben een
gemeenschappelijk ‘karaktertrekje’. Zij
spietsen gevangen prooien op doornige en
stekelige struiken zoals meidoorn,
gaspeldoorn en sleedoorn. De prooien
gaan daarbij niet gelijk dood. In zo’n
geval is er sprake van een min of meer
‘levende provisiekast’. Het vinden van
dergelijke prooibomen is bijzonder.
|