Tijdens
de oorlogsjaren werd de Biesbosch gebruikt voor
het verbergen van onderduikers, verzetsmensen,
Engelse piloten en crossings. De Biesbosch was
in die tijd een ruig en ondoordringbaar gebied
waar de Duitsers niet graag kwamen. Speciaal
voor het Biesboschmagazine schreef Anja van der
Starre een artikel over een dramatische razzia
die plaatsvond op 16 mei 1944 en die grote
gevolgen had voor de inwoners van de rond de
Biesbosch liggende dorpen.
Mei 1944: hinderlaag in
Biesbosch met grote gevolgen
Dat de Biesbosch in de Tweede Wereldoorlog een
belangrijk gebied was voor de zogenaamde
crossers weten veel mensen wel. Wat minder
bekend is, is dat zich in mei 1944 in het gebied
een tragedie heeft afgespeeld met grote gevolgen
voor veel gezinnen uit met name de dorpen
Sliedrecht, Hardinxveld-Giessendam, Sleeuwijk en
Werkendam.
Wat gebeurde er
precies?
De ondergrondse
lokte in de nacht van 9 op 10 mei 1944
bij de Helsluis enkele landwachters in
een hinderlaag.
De
landwachters, die met een speciale boot
regelmatig jacht maakten op mensen die
zich in de Biesbosch verborgen hielden,
hadden informatie gekregen over
vermoedelijke onderduikers. Bij de
aangegeven plaats losten ze enkele
schoten, die direct door het verzet
beantwoord werden. Tijdens dit
vuurgevecht vielen er aan de zijde van
de landwacht twee doden.
Een daad met grote
gevolgen voor veel jonge mannen tussen
de 18 en 25 jaar uit de dorpen aan
weerszijden van de Merwede.
Razzia
De
bezetter liet het namelijk niet zitten
bij de moord op de twee landwachters.
Op
dinsdag 16 mei 1944 slaan de Duitsers
toe met een grote vergeldingsrazzia in
Sliedrecht, Giessendam, Hardinxveld,
Sleeuwijk, Werkendam en de Biesbosch.
Hiervoor werden tussen de 2.000 en 2.500
leden van de Grüne Polizei, SS, en
Wehrmacht ingezet. Ze doorzochten
huizen, gebouwen en vervoermiddelen
zoals treinen en bussen en kamden de
polders uit op zoek naar jonge mannen.
Enkelen konden de dans ontspringen door
weg te kruipen op de meest onmogelijke
plaatsen, bijvoorbeeld in schoorstenen,
onder de vloer en soms ook in grote
bomen. Maar voor ongeveer 900 jonge
mannen, Merwedegijzelaars genoemd,
verliep de razzia rampzalig. Ze werden
zonder enige vorm van proces meegevoerd
en op twee plaatsen verzameld. In
Sliedrecht bij de Nederlands Hervormde
Kerk en in Neder-Hardinxveld op het
schoolplein van de School met de Bijbel
nabij de boogbrug. Veel van hen waren op
weg naar hun werk al opgepakt, zodat het
een lange dag werd. ’s Avonds werden de
jonge mannen in gesloten overvalwagens
op transport gesteld naar Kamp
Amersfoort, een 'Durchgangslager'.
Kamp Amersfoort
In Kamp Amersfoort behielden de
Merwedegijzelaars hun burgerkleding. Zij
werden ingedeeld bij de Strovlechterij;
later werden zij ook tewerkgesteld in de
Biezenvlechterij. Pas vanaf 9 juni
dienden de gijzelaars met de andere
gevangenen op appèl te verschijnen. Tot
die tijd waren ze vrijgesteld van appèl
met hun medegevangenen. Vanaf 16 mei
1944 (de dag dat de Merwedegijzelaars in
Kamp Amersfoort arriveerden) tot 6 juli
1944 werden in totaal 263
Merwedegijzelaars in vrijheid gesteld.
Dat gebeurde in veel gevallen op verzoek
van hun werkgever. Dit waren
voornamelijk werknemers van bedrijven
die voor de Duitse bezetter belangrijk
waren, zoals Aviolanda, scheepswerven en
andere metaalverwerkende bedrijven.
Op transport naar kampen in Duitsland
Op
28 juni 1944 werden de nog aanwezige
gijzelaars (circa 650; hierbij waren ook
gijzelaars uit Beverwijk en Bedum)
geselecteerd voor transport naar
verschillende kampen Duitsland. Dat
transport vond plaats in de nacht van 6
op 7 juli 1944. Behoudens Schkopau waren
de kampen waar de gevangenen werden
ondergebracht niet van het beste soort.
Vooral in Kamp de Kippe te Lippendorf
leefden de gevangenen als varkens in
tentjes van hardboard met stro op de
grond en met slechts één deken.
Daarnaast slecht en veel te weinig eten
en gebrekkig sanitair. Van de 650
gevangenen die op 7 juli 1944 op
transport gingen, zijn er tot en met mei
1945 circa 100 overleden ten gevolge van
ziektes (o.a. tuberculose, typhus,
heimwee), ondervoeding, mishandeling en
bombardementen. Dit aantal betreft
alleen de officieel geregistreerde
overledenen, het werkelijke aantal ligt
waarschijnlijk hoger.
Van de Merwedegijzelaars zijn er meer
dan 25 in Duitsland overleden. Bij veel
overlevenden zijn de wonden, die de
kampperiode bij hen sloeg, nooit
genezen. Maatschappelijke steun of
erkenning was er niet of nauwelijks,
mede daardoor hebben velen de
traumatische ervaringen niet kunnen
verwerken. Het mag duidelijk zijn, dat
dit leed ook duidelijk voelbaar was in
hun latere gezinsleven. Misschien iets
om eens even bij stil te staan, wanneer
u een wandeling maakt door het prachtige
Biesboschgebied.
|