Ik zag hem in andere tijden.
Hij stond langs de weg bij polder Maltha, daar waar de
picknicktafel zich bevond. Het was eind september en hij had
zich wild geworpen over de meidoornstruiken daar. Zijn
roomkleurige bloemetjes, 4 kelkblaadjes, de viltige
dekblaadjes een beetje teruggebogen, waren uitgebloeid. De
stijlen hadden zich ontwikkeld tot bruine dopvruchtjes met
lange geveerde zilverwitte haren rond de snavels. Het leken
pruikenbollen of baarden van oude mannen. Zo is ook zijn
Engelse naam: 'old man’s beard'. Ook de naam 'travellers joy'
is toepasselijk, want ik werd er vrolijk van, terwijl ik
stil bij de picknicktafel zat. Stil, want mijn medereiziger
lag gestrekt op de bank te slapen en dat moest hij wel een
half uur vol kunnen houden.
Aan de overkant van de weg
tussen het riet bewoog iets. Voorzichtig kijken met de 'kite'.
Misschien is het de sprinkhaanrietzanger, ja, hij is het,
vind ik nadat hij zich wel 10 minuten rustig liet bekijken.
De vogel vliegt en mijn
aandacht gaat terug naar de Bosrank. Vuurkruid,
heggenwurger, duivelsgaren zegt de volksmond. Wie durft het
aan stamgast te zijn? Wel, het ‘s avonds vliegende
vlindertje met de Nederlandse naam Bosrankspanner. Haar
deert het gif in de plant niet. Ze legt haar eitjes in
slingers van 10 op de bladeren, waar ze - beiden groen –
niet makkelijk worden opgemerkt. In de stengels graaft de
Bosrankschorstor zijn gangen; een echte stamgast dus.
Dan hoor ik voetstappen en zie
ik vrouwenarmen aan de pruikenbollen trekken en er armenvol
van meenemen. Ik wil haar zeggen, maar ik moet stil zijn
'pas op voor de stengels, ze hebben irriterende stoffen in
zich, protoanemonine onder anderen, die zweren kunnen
veroorzaken aan je mond en lippen!'
In de groene plant is dat sap
zo sterk, dat beroepsbedelaars het in schrammen op hun
lichaam wreven om grote zweren te trekken en blaren te
veroorzaken, zodat hun verschijning nog meer medelijden op
zou wekken. Voor de schapen die hier rondlopen is de plant
pas gevaarlijk als ze er grote hoeveelheden van zouden eten.
Bewezen is, dat geiten er in de lente flinke hoeveelheden
van kunnen nuttigen zonder er ziek van te worden. Zoals dat
is met zoveel planten, bv. het speenkruid ook uit de
Ranonkelfamilie, kan dat in zomer en herfst niet meer.
Mijn medereiziger is ontwaakt
en bedelt om aandacht. De zon staat al laag. Er is ruimte
gemaakt voor de rivier, ook bij polder Maltha. Ik zal
althans deze prachtige Bosrank niet meer zien.
|