Voorbij het getij
(De laatste gang)
De vissers liepen voor de laatste maal
de oude haven binnen
met de netten grijs van het slijm
was er geen visserslatijn meer over
tussen de mazen van 't gelijk
De biezensnijders, het water tot de lippen
sneden minder aan kwaliteit
matten schreiend de laatste zittingen en
stranden bij de duizenden stengels
op de zandbanken vol verwijt
De rietsnijders strompelde
lange schoven op de schouders
over de stoppels in het slijk
wie zag die laatste bossen gaan
de uitvaart van een eeuwenoud lijk
De skeletten van de griendwerkers
kleumend uit de knekelvelden
met schedels zwart van de klei
hingen de rijshaak aan de bitterwilg
ergens halfweg in het getij
De eendenkooikers kwakten
onderin de koude kelder
de laatste nog dampende bouten
en gingen zelf voor het eerst
en daarna als laatste, alsnog de pijp uit
en toen de zegenspil knarsend tot stilstand kwam
het paard terug naar de wei
grijnsde de wind in vlagen over het water
schudde meewaardig zijn fluwelen pij
het was gedaan met de grienden, het gors, de kooien en
het getij.
Henk van de Graaf
Papendrecht, april 2005
Het
is onmogelijk gebleken om voor het foto en tekenwerk in de
Biesboschkaart 'Ja, de groeten uit de Biesbosch' alle makers op
te sporen. Wij gaan er daarom vanuit dat wij deze mochten
gebruiken voor dit 'knutselwerkje'. |