Men
neme een dode muis en legge deze weg aan de bosrand.
De doodgravers die 's nachts rond vliegen
op zoek naar kleine lijkjes zullen er zeker op af
komen.
Vaak met meerdere tegelijk.
Hun reukvermogen is geweldig.
Iedereen begint de
grond onder de muis weg te graven, zodat die
langzaam naar beneden zakt tot wel tien centimeter
diep. Het zal het voedsel zijn voor de jongen. Al
vlug ontstaat er rivaliteit en er wordt stevig om
het lijk gevochten. Uiteindelijk blijft er een
paartje achter.
De muis wordt nu van de
haren ontdaan. Het vrouwtje graaft een zijgang en
nadat het mannetje zijn voortplantende taak heeft
volbracht legt het vrouwtje een ei of vijftien in de
zijgang. Het mannetje wordt verjaagd. Met dank voor
bewezen diensten!
Het vrouwtje knaagt een
holte in de buitenkant van de muis en spuwt daar wat
verterende sappen in. Na een paar dagen komen de
larven uit het ei. Moederlief lokt ze met gesjirp
richting de muis en voedt de jongen van mond tot
mond met de verteringssappen.
De larven groeien als
kool. Al na een of twee dagen eten ze zelfstandig.
Moeder blijft ze wel verdedigen tegen alle gevaar.
Na zeven dagen zijn de larven volgroeid en verpoppen
in de grond. Na een paar weken komen ze uit.
Bij de doodgravers treffen we dus een vergaande
broedzorg aan, wat zelden voorkomt bij solitaire
insecten. We kennen het wel bij de sociaal levende
insecten zoals bijen, mieren wespen, hommels.
De eerste foto is de
Gewone doodgraver. Necrophorus (lijkdrager)
vespilloides
(die wat op een wesp lijkt).
De kever op de tweede foto is
de in Nederland verspreid voorkomende Rupsen-aaskever
(Xylodrepa quadripunctata).
Reageer op dit artikel