De
vlier
(Sambucus
nigra)
Opkomst
en ondergang
Praktisch alle vlierstruiken in De Biesbosch
stammen van na 1970; het jaar dat de
getijdenwerking wegviel door de afsluiting
van het Haringvliet.
Normaal gesproken kregen vlierpitten die door
spreeuwen op de rietgorzen werden uitgepoept
door het snel groeiende riet geen kans om te ontkiemen. Toen het getij in
1970 echter in één klap wegviel, bleven veel
gorzen lange tijd bloot liggen en kregen de pitten wel een
kans om te ontkiemen. Het volgende jaar was alle
ruimte op de gorzen echter alweer bezet door
andere planten. Vlierpitten die dat jaar op het
gors vielen en wilde kiemen verstikten in de
overige plantengroei.
De gemiddelde levensduur van een vlier in De
Biesbosch blijkt een jaar of 40 te zijn
gezien het feit dat veel van de in 1971
ontkiemde struiken inmiddels beginnen af te
sterven. Het kaalvreten van de stam door
(Noorse)woelmuizen - sommige struiken hebben
helemaal geen bast meer - in de magere
wintermaanden zal ze ook weinig goed doen.
Zo vormt de vlier een typisch aspect in de
ontwikkeling van de Biesbosch van na 1970
maar zal er op termijn waarschijnlijk steeds
minder voorkomen.
Latijnse naam
en
historie
(Sambucus
nigra)
De vlier stamt uit de
kamperfoeliefamilie (Sambucus). De soortaanduiding 'nigra'
verwijst naar zijn zwarte bessen.
De Germanen en Kelten
geloofden dat de vlier ze zou beschermen tegen boze
geesten. Als je bepaalde regels niet eerbiedigde,
konden de boze geesten uit de vlier je het leven
zuur maken.
In sommige streken
kreeg een overledene een vliertak op het graf. Als
het takje uitliep, had de dode de hemel bereikt.
Het is misschien wel door deze oude gebruiken (tesamen
met de eetbaarheid van zijn bessen) dat de vlier ook nu nog op
veel plaatsen staat waar de mens woont.
Een struik dus met
bijzondere eigenschappen die u zeker niet moet
onderschatten!
t' Is maar even dat u het weet.