Van
'rimboe'
naar
Polder De
Biesbosch
Jacques van der Neut
Je
fietst of wandelt vast wel eens door Polder De Biesbosch. Langs
kreken, uitspanning ‘de Viersprong’, boerderijen en schuren, de Dr.
Stoopbank. Hier en daar staat op een heuvel een griendkeet, omgeven
door kaal en strak bouwland. Het heden en verleden gaan hier hand in
hand.
Bij het bestuderen van historisch kaartmateriaal zien we dat de
Biesbosch zich vroeger tot de Wieldrechtse Zeedijk uitstrekte. Een
wirwar van kreken, biezen- en rietgorzen en uiteraard veel grienden.
Dat voor ons ongrijpbare, nu totaal niet meer voor te stellen
landschap, werd in de kranten van toen gemakshalve maar aangeduid
als “rimboe”.
Duizenden
wilgenstobben
Door de Polder De Biesbosch
fietsend, moeten we eens proberen terug te denken aan de jaren
twintig. Hier stonden duizenden wilgenstobben. Ze zijn allemaal met
de hand gerooid. Minstens zoveel greppels werden gedempt. Wat een
enorm geploeter! De plannen om die “rimboe” van zo’n 1100 hectaren
in te polderen sudderden al tientallen jaren.
Na bodemonderzoek in
1922 (met gunstig resultaat) ging in maart 1926 de eerste spade de
grond in. Waarom er tot inpoldering van dat deel van de Biesbosch
werd besloten, kunnen we lezen in de “Inpoldering van den Zuid Hollandschen Biesbosch”, een in juli 1927 door de Vereeniging “De
Biesbosch” uitgegeven boekwerkje.
“Het Gemeentebestuur van Dordrecht, dat kennis droeg van de plannen
tot inpoldering, zag zich in den loop der laatste jaren geplaatst
voor de oplossing van het probleem der werkloosheid, waardoor
vanzelf mede de aandacht werd getrokken naar het z.g. “Biesboschplan”.
In het voorjaar van het jaar 1924 stonden bij de Arbeidsbeurs te
Dordrecht meer dan 2200 valide arbeiders ingeschreven tusschen de 18
en 65 jaar, als werkloozen. In de jaren 1923 en 1924 werd door
genoemde gemeente ongeveer ¾ millioen gulden aan ondersteuning van
werkloozen uitgegeven”.
Inpoldering
De kosten van inpoldering
werden geraamd op ongeveer drie miljoen gulden. Bezuinigen is
tegenwoordig een veel gehoord woord. Tijdens het plannen van het
wegennet waarschuwde men in die tijd ook al voor dit verschijnsel.
De nieuwe polderwegen moesten worden voorzien van een paklaag met
voldoende dikte, “In dit opzicht mag de zuinigheid de wijsheid
niet bedriegen”. Het omzetten van de grienden tot bouwland
vergde natuurlijk veel inspanning. Uit de smalle griendakkers, die
door diepe greppels werden gescheiden, groef men de griendstruiken.
De grond spitte men diep om en werd vervolgens zoveel mogelijk
geëgaliseerd. Van iedere twee te dempen greppels gebruikte men er
een voor drainage. De gerooide griendstruiken verdwenen hierin en
werden met een mindere kwaliteit rijshout of riet bedekt. Het geheel
werd van een dikke aardlaag voorzien, waarbij men rekening hield met
inklinking. De economische ligging van het verworven landbouwgebied
was verder bijzonder gunstig.
Steenworp
De ‘grote’ stad lag
tenslotte op een steenworp afstand. Voor de aan- en afvoer van
grondstoffen en landbouw produkten werden bovendien drie havens
gebouwd; de Oost-, Zuid- en Westhaven. Vanaf maart 1926 waren er
1316 werklozen bij dit gigantische project betrokken. Op 2 juni 1927
werkten er nog maar 478. Door uiteenlopende oorzaken (fraude, te
lage prestaties, op medische gronden afgekeurd etc.) hadden 838
werklozen er dus de brui aan gegeven. Eigenlijk kan ik die 838 man
geen ongelijk geven. Waarom zou je je immers het lebbes werken als
ze ruim zestig jaar later 126 hectaren bouwland weer met bomen gaan
beplanten (boswachterij De Elzen)? Nee, die 838 man waren niet op
hun achterhoofd gevallen…
|
Luchtfoto na
inpoldering. Naast de wegen (Nooderelsweg en Elzelingenweg)
en boerderijen zijn ook de oude kreeklopen nog goed in het
landschap terug te zien.
|
|